NUN 1F-2F Schrijven H.2.3 Verslag

les-informatie                                  v2
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B
             Schrijven in fasen
auteur   MB
datum   maart 2022

1 / 15
next
Slide 1: Slide
Nederlands voor anderstaligenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

les-informatie                                  v2
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B
             Schrijven in fasen
auteur   MB
datum   maart 2022

Slide 1 - Slide

Schrijven in fasen (in stappen)
fase 1 de voorbereiding
fase 2 de uitvoering
fase 3 de afronding

Slide 2 - Slide

schrijven in fasen
fase 1 de voorbereiding
1 bedenk een onderwerp (thema)
2 noteer de bijbehorende woorden (in een woordveld)
3 maak groepjes van de woorden
4 bepaal je tekstdoel en de tekstsoort
5 verzamel je bronnen
6 maak een schrijfplan met de indeling (begin, midden, slot)
                                                           deelonderwerpen
                                                           steekwoorden

Slide 3 - Slide

schrijven in fasen: fase 1 de voorbereiding
6. het schrijfplan

onderdeel
alinea
(deel)onderwerp en steekwoorden
inleiding
1
onderwerp: oude mensen
steekwoorden: kenmerken - gezondheid - welzijn

midden
2
deelonderwerp: kenmerken
steekwoorden: grijs - doof - invalide 
midden
3
deelonderwerp: slechte gezondheid
steekwoorden: ziek - medicijnen - slecht eten
midden
4
deelonderwerp: tekort aan welzijn
steekwoorden: alleen - activiteiten nodig - afleiding
slot
5
samenvatting: Oude mensen hebben zorg nodig.

Slide 4 - Slide

H.2 Langere teksten schrijven
2.1   Schrijven in fasen
2.2   Bronnen gebruiken
2.3   Je mening geven
2.4   Verslag

Slide 5 - Slide

Schrijven 2.4 Verslag
- beschrijving van wat je hebt gezien, gedaan of besproken  
             (Je gebruikt veel de verleden tijd van de ww.)
- goed te begrijpen, ook door iemand die er niet bij geweest is
- volledig (5 w&h-vragen: 
                wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe)
- zakelijk en duidelijk
- eventueel een mening (let op de opdracht!)
- gebruik (veel) bijvoeglijk naamwoorden (bijv. goed, snel)

Slide 6 - Slide

het verslag
beschrijving van wat je hebt gezien, gedaan of besproken.
Donderdag sprak ik met drie collega's over cliënt X. Ik zag de afgelopen tijd [de laatste twee weken] dat zij veel alleen is. We spraken af dat ik voortaan elke dag een gezellig praatje met haar ga maken. Dat heb ik vrijdag tot en met maandag elke [iedere] middag gedaan.

Slide 7 - Slide

het verslag
beschrijving van wat je hebt gezien, gedaan of besproken.
Donderdag sprak ik met drie collega's over cliënt X. Ik zag de afgelopen tijd [de laatste twee weken] dat zij veel alleen is. We spraken af dat ik voortaan elke dag een gezellig praatje met haar ga maken. Dat heb ik vrijdag tot en met maandag elke [iedere] middag gedaan.

-'de laatste twee weken' is beter dan 'de afgelopen tijd', want twee weken is nauwkeuriger.
-'gezellig' is een bijvoeglijk naamwoord. Het is goed om (veel) bijvoeglijke naamwoorden te gebruiken in je teksten.
-'iedere' is beter dan 'elke' omdat variatie belangrijk is. Er staat al 'elke dag'.

Slide 8 - Slide

het verslag
niet zakelijk, niet kort, niet duidelijk
Wat ik nu toch heb meegemaakt met mevrouw A, dat houd je niet voor mogelijk. Ze ging opeens lopend naar de wc.

zakelijk, kort en duidelijk
Ik heb iets vreemds meegemaakt met mevrouw A. Zij doet altijd alles met de rolstoel en dinsdagmiddag ging ze lopend naar de wc.

Slide 9 - Slide

het verslag
de 5 w&h-vragen
wanneer, wie, wat 
Vandaag hielp ik meneer Z met aankleden,
waarom
omdat hij dat zelf niet meer alleen kan.
waar Dat deed ik in zijn kamer.
hoe   Het ging snel, want hij werkte goed mee.  

Slide 10 - Slide

p. 99 en 100
-p.99 Bestudeer de theorie en het voorbeeld over 'verslag'
-p.100 opdracht 1
Lees de instructie supergoed!
Maak vraag 1-3
-HW voor woensdag 23 maart 2022
Maak een dagverslag met het werkblad. >>>

Slide 11 - Slide

werkblad Opdracht Dagverslag
Noteer je naam op het werkblad.
Lees de voorkant van de opdracht.
Onderstreep de woorden die je niet kent.

Gezamenlijke bespreking van de opdracht. >>>
Omcirkel 'Neem je verslag (...) mee naar school.'
                                      woensdag 23 maart 2022

Slide 12 - Slide

woordenschat voorkant opdracht dagverslag
de chronologische volgorde - de volgorde in de tijd
ga ervan uit; ervan uitgaan - denken dat iets op een bepaalde manier is
minimaal - minstens
de feedback - reactie op wat je hebt gedaan

Slide 13 - Slide

opdracht dagverslag, hulpblad
Schrijven in fasen:
Denk eerst na over de inhoud (...)
Hoe doe je dat?


m.b.v. het woordveld (boek B, p.99)
met behulp van

Slide 14 - Slide

woordenschat opdracht dagverslag, hulpblad
de locatie - de plaats, het gebouw
betreft - het gaat over onderwerp / dag ...
de opsomming - een aantal dingen opnoemen
                      (signaalwoorden; en, ook, bovendien)

Slide 15 - Slide