Imparfait (receptief)

L'imparfait = De onvoltooid verleden tijd
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

L'imparfait = De onvoltooid verleden tijd

Slide 1 - Slide

Lesdoelen:
  • Aan het einde van de les kunnen we de imparfait herkennen
  • Aan het einde van de les kunnen we werkwoorden in de imparfait zetten

Slide 2 - Slide

L'imparfait
Wanneer gebruik je de imparfait ??
Je gebruikt de imparfait om te vertellen hoe iets was of om te vertellen over gewoontes uit het verleden.

Voorbeelden:
C'était un beau film = Het was een mooie film
Elle avait déjà des fans = Zij had al fans
Let op: Je kende al een verleden tijd, namelijk de passé composé.
Deze vorm je echter met een hulpwerkwoord. Dus
Ik heb gepraat= passé composé
Ik praatte= imparfait
Snap je?

Slide 3 - Slide

Comment formes-tu l' imparfait?
Als startpunt neem je de nous vorm van de Présent. Daar haal je 'ons' vanaf en zet je de juiste uitgangen achter.

Voorbeeld:
Bij het werkwoord parler is de nous-vorm:
Nous parlons
-ons eraf--> parl-
Daarachter plak je de volgende uitgangen:
Je parl - ais
Tu parl - ais
Il / Elle / On parl - ait
Nous parl - ions
Vous parl - iez
Ils / Elles parl - aient

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Enkele onregelmatige werkwoorden in de imparfait

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Hoe zet ik een werkwoord in de imparfait ???

Slide 14 - Open question

Wat is de juiste vorm ??
Il (aimer) ..... le chat
A
aimais
B
aimait
C
aimaient
D
aime

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste vorm ??
Nous (être) ... heureux
A
étions
B
étiez
C
étaient
D
étais

Slide 16 - Quiz

Wat is de juiste vorm ?
Je (regarder) ... un beau film
A
regarde
B
regardais
C
regardait
D
regardions

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste vorm ??
Vous (avoir) ... un chien
A
avait
B
avions
C
aviez
D
avaient

Slide 18 - Quiz

Wat is de juiste vorm ??
Tu (faire) ... tes devoirs
A
faisait
B
faisiez
C
faisions
D
faisais

Slide 19 - Quiz

Les devoirs:

Apprendre 2 leren

Faire: Exercices 5 en 6A+B

Slide 20 - Slide