HS 4, lezen, bk2b 08-03

Welkom

Wat heb je vandaag nodig?
Je boek voor Nederlands, een schrift en een pen.

We zijn bezig met het onderdeel: lezen


1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom

Wat heb je vandaag nodig?
Je boek voor Nederlands, een schrift en een pen.

We zijn bezig met het onderdeel: lezen


Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Wat weet je nog?
  • Opdracht 8 bespreken
  • Fictie 
  • Aan de slag!

Slide 2 - Slide

De afgelopen lessen hebben we het gehad over lezen
  • Maar... wat met je daar allemaal van onthouden
  • Wat zijn de vijf tekstdoelen?
  • Noem een voorbeeld van een tekst bij elk doel.
  • Wat zijn specifieke kenmerken van een instructie? 
  • Wat is een kernzin?
  • Waar staat de kernzin meestal? 


Slide 3 - Slide

Opdracht 8 (blz. 188)
We gaan opdracht 8 bespreken. 

Wat zijn de kernzinnen van de alinea's?

Wat is de hoofdgedachte? Dus wat is het belangrijkste dat de schrijver wilde vertellen? 

Slide 4 - Slide

Fictie (blz. 155)
We gaan samen het verhaal lezen, daarna maak je individueel opdracht 1 (blz. 158)
  • Hoe kan je spanning in een verhaal brengen?
  • Door een enge of gevaarlijke omgeving
  • Door een bedreigende of gevaarlijke situatie
  • Dat de hoofdpersoon een raadsel of probleem moet oplossen
  • Door gebruik te maken van cliffhangers

Slide 5 - Slide

Zelf aan de slag! 
 Wat? Opdracht 1 blz. 158
Vraag? Steek je hand omhoog en stel de vraag.
Hoe? In stilte met zachtjes overleggen, zie stoplicht 
Tijd? Je hebt tot het einde van de les om deze opdracht te maken. 

Slide 6 - Slide

Hoe noem je de belangrijkste zin van een alinea?

Slide 7 - Open question

Wat is het verschil tussen hoofdzaken en bijzaken?

Slide 8 - Open question

Wat is het tekstdoel van een instructie?

Slide 9 - Open question

Een nieuwsbericht is een voorbeeld van een...
A
informerende tekst
B
amuserende tekst
C
uitleggende tekst
D
aansporende tekst

Slide 10 - Quiz

Een recept is een voorbeeld van een...
A
informerende tekst
B
amuserende tekst
C
uitleggende tekst
D
aansporende tekst

Slide 11 - Quiz

Een verkiezingsposter is een voorbeeld van een...
A
informerende tekst
B
amuserende tekst
C
uitleggende tekst
D
aansporende tekst

Slide 12 - Quiz

Noem één van de vier kenmerken van een instructie.

Slide 13 - Mind map

Een infographic is een ...
A
Een grafiek
B
Een informatieve afbeelding
C
Een krantenbericht
D
Een tijdschriftartikel

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Spelling voltooid deelwoord 

Slide 16 - Slide

Even oefenen
  1. Jacqueline heeft een meisje gekregen (krijgen). 
  2. Hij is gisteren toch maar thuis ... (blijven).
  3. Mijn vader ... (lopen) 10.000 stappen per dag.
  4. Vandaag ... (worden) mijn zusje 12 jaar!
  5. Ik heb gisteren een hele enge film ... (kijken).
  6. Lisa ... (hebben) de daders nog ... (zien

Slide 17 - Slide

Grammatica; woordsoorten
De groenteboer | geeft | het meisje | een appel.

'geeft' kunnen we gelijk scharen onder de categorie werkwoorden

Maar wat is de woordsoort van andere woorden? De, groenteboer, het, meisje, een, appel?




Slide 18 - Slide

Grammatica; woordsoorten
De groenteboer | geeft | het meisje | een appel.

de, het, een                     lidwoorden
groenteboer, meisje, appel                 zelfstandige naamwoorden






Slide 19 - Slide

Grammatica; woordsoorten
Zelfstandige naamwoorden                mensen, dieren, planten of dingen. Vaak kun je er een lidwoord voorzetten. Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een meervoud of een verkleinwoord maken. (PLADIMEDINA

LET OP: eigennamen zijn ook zelfstandige naamwoorden! Bijvoorbeeld: Heerhugowaard, Efteling, Laura of Japan. 






Slide 20 - Slide

Grammatica; woordsoorten
De aardige groenteboer geeft het jonge meisje een lekkere appel.

Aan deze zin zijn woorden toegevoegd. Wat zijn dit voor soort woorden?
  • Bijvoegelijke naamwoorden                 zeggen iets over een zelfstandig naamwoord. 
  • Je voegt dan als het ware eigenschappen of kenmerken van een zelfstandig naamwoord toe. 

Slide 21 - Slide

Grammatica; woordsoorten
Voorzetsels                 zijn woorden die vaak een plaats of tijd aangeven. Je kan het woord gebruiken bij 'de kast' 'het kooitje' of 'het feestje' . 

Voorbeelden zijn:
op, in, tijdens, tussen, buiten, naast







Slide 22 - Slide

Even oefenen.
Noteer de pv, het wwg, ow en lv van de onderstaande zinnen. Soms zit een onderdeel er niet in. Dan zet je een streepje. 

1. Petra is gisteren haar tas vergeten. 
2. Die meneer heeft een rode auto gekocht.
3. Die meneer staat naast die rode auto geparkeerd. 
4. Vandaag moet Jacqueline een gedicht voordragen.
5. De rode auto heeft 's ochtends altijd problemen. 

timer
10:00

Slide 23 - Slide

Lijdend voorwerp
Nog één onderdeel... het lijdend voorwerp.

Geeft antwoord op de vraag: Wie/Wat + wwg + ow?

Paul heeft gisteren een mooi kunstwerk gemaakt. 

Wat heeft Paul gemaakt?

Slide 24 - Slide

Huiswerk bespreken
Opdracht 4 en 7 (blz. 214 en 216)  

Slide 25 - Slide

Hoe werkt het?
1. Je gaat naar: create.kahoot.it
2. Don't have an account? Sign up
3. Kies student 
4. Geef als geboortedatum Jan-01-2000 op. Anders komt er een leeftijdsrestrictie op de Kahoot en kan je 'm niet delen. 
5. Bedenk een gebruikersnaam
6. Voer een e-mailadres en een wachtwoord in
7. SCHRIJF DIT E-MAILADRES EN WACHTWOORD ERGENS OP 

Slide 26 - Slide

Opdracht Kahoot
  • Je maakt minimaal 10 vragen
  • Er mogen maximaal 3 true/false vragen in zitten
  • Het gaat alleen over Nederlands grammatica HS 1 en 2
  • Doel? Door zelf vragen te verzinnen word je beter in Nederlands
  • En we kunnen hopelijk binnenkort jouw Kahoot spelen in de les :) 

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Tekstsoort + tekstdoelen

Slide 29 - Slide

Uit welke woorden bestaan de onderstaande samenstellingen?
grondstof
bureaustoel
toetsenbord
paperclip
waterflesje
meergranenkoekje
langetermijnplanning 

Slide 30 - Slide

Pauze
timer
5:00

Slide 31 - Slide

BOY7
Samen gaan we het boek BOY7 van Miriam Mous lezen. Nadat we het boek hebben gelezen ga je een verwerkingsopdracht maken bij het boek. 

Daarnaast krijg je een boektoets over het boek. Als je 70% van die vragen goed hebt, krijg je een bonuspunt voor je verwerkingsopdracht!

Slide 32 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
12.35 - 12.40 - Wat weet je nog?
12.40 - 12.55 - Opdracht 1 (blz. 13) bespreken
12.55 - 13.10 - Uitleg fictie en non-fictie
13.10 - 13.25 - Woordenschat, zelf aan de slag!
13.25 - 13.30 - Pauze
13.30 - 13.45 - Opdrachten woordenschat bespreken
13.45 - 13.50 - Uitleg synoniemen en antoniemen
13.50 - 14.00 - Zelf aan de slag**

Gaat het zelf aan de slag allemaal goed? Dan doen we aan het laatste kwartier van de les een spelletje. (wel over Nederlands, natuurlijk) 




Slide 33 - Slide

Opdracht 1 t/m 3 bespreken
Schrijf mee!

(blz. 29 en 30) 

Slide 34 - Slide

Synoniem
Een synoniem is een ander woord dat hetzelfde betekent. 

Bijvoorbeeld:
explosie - ontploffing
levenslang - eeuwig
beroemd - bekend
gevangenis - ......
boos - ...... 

Slide 35 - Slide

Antoniem
Een antoniem is een ander woord dat precies het tegenovergestelde betekent.

Bijvoorbeeld:
 licht - donker
moeilijk - makkelijk
dag - nacht 

Slide 36 - Slide


1. Gezond
2. Hier
3. Hoog
4. Warm
5. Zwak
6. Dwerg
7. Netjes

1. 
2. 
3.
4.
5.
6.
7. 

Slide 37 - Slide

Quizlet
We gaan zo een quizlet doen. Een quizlet is een soort online quiz. Het is dan de bedoeling dat je de antoniemen aan elkaar gaat koppelen. Het probleem is alleen dat de antwoorden niet alleen op je eigen telefoon staan, maar ook op die van je teamgenoten. Je moet dus samenwerken om te kunnen winnen. Het eerste rondje zal een soort oefenrondje zijn, daarna zijn jullie er vast beter in! 

Slide 38 - Slide

Lesafsluiting
Deze les heb je geleerd wat synoniemen en antoniemen zijn.
Deze les hebben we het gehad over het verhaal 'Een vakantie van niks!'
Deze les heb je de betekenis van een aantal nieuwe woorden geleerd, geen zorgen deze gaan we nog vaak genoeg herhalen zodat je ze weet. 

De volgende les: maandag 1e uur, huiswerk: opdracht 4 en 5 af. (blz. 31 en 32) 


Slide 39 - Slide