HS 1, spelling bk2b, 13-11-2020

Welkom

Wat heb je vandaag nodig?
Je leesboek, boek voor Nederlands, een schrift en een pen.

Heb je dit voor je?
Wees stil, dan kunnen we snel beginnen :) 
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom

Wat heb je vandaag nodig?
Je leesboek, boek voor Nederlands, een schrift en een pen.

Heb je dit voor je?
Wees stil, dan kunnen we snel beginnen :) 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Lezen 
  • Wat weet je nog?
  • Opdrachten bespreken
  • Uitleg opdracht
  • Aan de slag! 



Slide 2 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Wat weet je nog?
De vorige les heb je gewerkt met 't kofschip. Hoe gebruik je het kofschip? Wanneer gebruik je het kofschip? 

Slide 4 - Slide

Opdracht 5 en 6  (blz. 78)


* Verbeter je antwoord als je het fout hebt
* Zet een krul bij je antwoord als je het goed hebt 

Slide 5 - Slide

Uitleg
Je hebt twee soorten werkwoorden in de verleden tijd.

1. Sterke werkwoorden  --> zijn zo sterk dat ze veranderen van klank (lopen-liepen, vinden-vonden)

2. Zwakke werkwoorden --> werkwoorden die niet veranderen van tijd maar waarbij de ik-vorm +te(n) of +de(n) krijgt. 

Slide 6 - Slide

Zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden --> werkwoorden die niet veranderen van klank maar waarbij de ik-vorm +te(n) of +de(n) krijgt.
 
WEL : Is de laatste letter van de stam een medeklinker in het kofschip? -> dan schrijf je de ik-vorm + te(n)
NIET : Is de laatste letter van de stam geen medeklinker in het kofschip? --> dan schrijf je de ik-vorm + de(n)

Slide 7 - Slide

Even oefenen
Graven, verleden tijd enkelvoud:
Gisteren ... ik een kuil op het strand.
Vissen, verleden tijd enkelvoud:
Hij ...... vroeger altijd in de ochtend.
Barsten, verleden tijd enkelvoud:
De vaas ..... toen mijn broertje hem aanstootte.
Verbazen, verleden tijd enkelvoud:
Mijn opa ..... zich toen hij voor het eerst Lil Kleine hoorde.

Slide 8 - Slide

Uitleg voltooid deelwoord
Ook bij het voltooid deelwoord heb je te maken met twee soorten voltooid deelwoorden. 

1. Klankveranderende (dus sterke). bijvoorbeeld: gekregen, gewonnen, gezien of gelopen.
2. Klankvaste werkwoorden. Dit voltooid deelwoord eindigt op een -t of een -d. Er zijn twee manieren om te bepalen of je een -t of een -d schrijft. 

Slide 9 - Slide

Uitleg voltooid deelwoord
Manieren:
1. Je kan het voltooid deelwoord langer maken, dan hoor je vaak of je een -t of -d moet schrijven. (Gebelde, gebeld)


2. Je kan weer het kofschip gebruiken. Kijk naar de stam. Zit de laatste letter van de stam in het kofschip? Dan schrijf je een -t op het einde. Anders een -d. (Verhuizen- verhuiz- verhuisd)

Slide 10 - Slide

Opdracht 3 en 4 blz. 76 en 77

Slide 11 - Slide

Spelling persoonsvorm 

Slide 12 - Slide

Spelling voltooid deelwoord 

Slide 13 - Slide

Even oefenen
  1. Jacqueline heeft een meisje gekregen (krijgen). 
  2. Hij is gisteren toch maar thuis ... (blijven).
  3. Mijn vader ... (lopen) 10.000 stappen per dag.
  4. Vandaag ... (worden) mijn zusje 12 jaar!
  5. Ik heb gisteren een hele enge film ... (kijken).
  6. Lisa ... (hebben) de daders nog ... (zien

Slide 14 - Slide

Zelfstandig werken
Wat? Opdracht 3, 4 en 5. (blz. 25 en 26) 
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier een kwartier de tijd voor
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Ga dan lezen in je leesboek. 

timer
15:00

Slide 15 - Slide

Grammatica; woordsoorten
De groenteboer | geeft | het meisje | een appel.

'geeft' kunnen we gelijk scharen onder de categorie werkwoorden

Maar wat is de woordsoort van andere woorden? De, groenteboer, het, meisje, een, appel?




Slide 16 - Slide

Grammatica; woordsoorten
De groenteboer | geeft | het meisje | een appel.

de, het, een                     lidwoorden
groenteboer, meisje, appel                 zelfstandige naamwoorden






Slide 17 - Slide

Grammatica; woordsoorten
Zelfstandige naamwoorden                mensen, dieren, planten of dingen. Vaak kun je er een lidwoord voorzetten. Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een meervoud of een verkleinwoord maken. (PLADIMEDINA

LET OP: eigennamen zijn ook zelfstandige naamwoorden! Bijvoorbeeld: Heerhugowaard, Efteling, Laura of Japan. 






Slide 18 - Slide

Grammatica; woordsoorten
De aardige groenteboer geeft het jonge meisje een lekkere appel.

Aan deze zin zijn woorden toegevoegd. Wat zijn dit voor soort woorden?
  • Bijvoegelijke naamwoorden                 zeggen iets over een zelfstandig naamwoord. 
  • Je voegt dan als het ware eigenschappen of kenmerken van een zelfstandig naamwoord toe. 

Slide 19 - Slide

Grammatica; woordsoorten
Voorzetsels                 zijn woorden die vaak een plaats of tijd aangeven. Je kan het woord gebruiken bij 'de kast' 'het kooitje' of 'het feestje' . 

Voorbeelden zijn:
op, in, tijdens, tussen, buiten, naast







Slide 20 - Slide

Even oefenen.
Noteer de pv, het wwg, ow en lv van de onderstaande zinnen. Soms zit een onderdeel er niet in. Dan zet je een streepje. 

1. Petra is gisteren haar tas vergeten. 
2. Die meneer heeft een rode auto gekocht.
3. Die meneer staat naast die rode auto geparkeerd. 
4. Vandaag moet Jacqueline een gedicht voordragen.
5. De rode auto heeft 's ochtends altijd problemen. 

timer
10:00

Slide 21 - Slide

Lijdend voorwerp
Nog één onderdeel... het lijdend voorwerp.

Geeft antwoord op de vraag: Wie/Wat + wwg + ow?

Paul heeft gisteren een mooi kunstwerk gemaakt. 

Wat heeft Paul gemaakt?

Slide 22 - Slide

Huiswerk bespreken
Opdracht 4 en 7 (blz. 214 en 216)  

Slide 23 - Slide

Hoe werkt het?
1. Je gaat naar: create.kahoot.it
2. Don't have an account? Sign up
3. Kies student 
4. Geef als geboortedatum Jan-01-2000 op. Anders komt er een leeftijdsrestrictie op de Kahoot en kan je 'm niet delen. 
5. Bedenk een gebruikersnaam
6. Voer een e-mailadres en een wachtwoord in
7. SCHRIJF DIT E-MAILADRES EN WACHTWOORD ERGENS OP 

Slide 24 - Slide

Opdracht Kahoot
  • Je maakt minimaal 10 vragen
  • Er mogen maximaal 3 true/false vragen in zitten
  • Het gaat alleen over Nederlands grammatica HS 1 en 2
  • Doel? Door zelf vragen te verzinnen word je beter in Nederlands
  • En we kunnen hopelijk binnenkort jouw Kahoot spelen in de les :) 

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Tekstsoort + tekstdoelen

Slide 27 - Slide

Uit welke woorden bestaan de onderstaande samenstellingen?
grondstof
bureaustoel
toetsenbord
paperclip
waterflesje
meergranenkoekje
langetermijnplanning 

Slide 28 - Slide

Pauze
timer
5:00

Slide 29 - Slide

BOY7
Samen gaan we het boek BOY7 van Miriam Mous lezen. Nadat we het boek hebben gelezen ga je een verwerkingsopdracht maken bij het boek. 

Daarnaast krijg je een boektoets over het boek. Als je 70% van die vragen goed hebt, krijg je een bonuspunt voor je verwerkingsopdracht!

Slide 30 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
12.35 - 12.40 - Wat weet je nog?
12.40 - 12.55 - Opdracht 1 (blz. 13) bespreken
12.55 - 13.10 - Uitleg fictie en non-fictie
13.10 - 13.25 - Woordenschat, zelf aan de slag!
13.25 - 13.30 - Pauze
13.30 - 13.45 - Opdrachten woordenschat bespreken
13.45 - 13.50 - Uitleg synoniemen en antoniemen
13.50 - 14.00 - Zelf aan de slag**

Gaat het zelf aan de slag allemaal goed? Dan doen we aan het laatste kwartier van de les een spelletje. (wel over Nederlands, natuurlijk) 




Slide 31 - Slide

Opdracht 1 t/m 3 bespreken
Schrijf mee!

(blz. 29 en 30) 

Slide 32 - Slide

Synoniem
Een synoniem is een ander woord dat hetzelfde betekent. 

Bijvoorbeeld:
explosie - ontploffing
levenslang - eeuwig
beroemd - bekend
gevangenis - ......
boos - ...... 

Slide 33 - Slide

Antoniem
Een antoniem is een ander woord dat precies het tegenovergestelde betekent.

Bijvoorbeeld:
 licht - donker
moeilijk - makkelijk
dag - nacht 

Slide 34 - Slide


1. Gezond
2. Hier
3. Hoog
4. Warm
5. Zwak
6. Dwerg
7. Netjes

1. 
2. 
3.
4.
5.
6.
7. 

Slide 35 - Slide

Quizlet
We gaan zo een quizlet doen. Een quizlet is een soort online quiz. Het is dan de bedoeling dat je de antoniemen aan elkaar gaat koppelen. Het probleem is alleen dat de antwoorden niet alleen op je eigen telefoon staan, maar ook op die van je teamgenoten. Je moet dus samenwerken om te kunnen winnen. Het eerste rondje zal een soort oefenrondje zijn, daarna zijn jullie er vast beter in! 

Slide 36 - Slide

Lesafsluiting
Deze les heb je geleerd wat synoniemen en antoniemen zijn.
Deze les hebben we het gehad over het verhaal 'Een vakantie van niks!'
Deze les heb je de betekenis van een aantal nieuwe woorden geleerd, geen zorgen deze gaan we nog vaak genoeg herhalen zodat je ze weet. 

De volgende les: maandag 1e uur, huiswerk: opdracht 4 en 5 af. (blz. 31 en 32) 


Slide 37 - Slide