This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Thema 5: Waarneming en gedrag
Basisstof 1: Je omgeving waarnemen
Slide 1 - Slide
7 levenskenmerken
Slide 2 - Slide
Vandaag
Toets bespreken
Thema 5 bs 1
Huiswerk
Slide 3 - Slide
Toets bespreken
Slide 4 - Slide
Maken Thema 1:
Huiswerk 3 april
Maken §5.1: 1 tm 5
+
Leren 5.1
KGT
Slide 5 - Slide
Doel: Je omgeving waarnemen
Je kunt de werking van zintuigen beschrijven.
Je kunt de zintuigen noemen met hun ligging en hun prikkel.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
waarnemen
Je kunt dingen om je heen zien, horen, ruiken, proeven en of voelen. Hiervoor gebruik je de zintuigen. Om waar te nemen heb je ook je hersenen nodig.
Slide 8 - Slide
zintuig
Een zintuig is een orgaan dat reageert op een invloed uit de omgeving. Zo'n invloed noem je een prikkel. Voorbeelden van prikkels zijn licht, geluid, geur, smaak en aanraking
Slide 9 - Slide
Samenvatting
Slide 10 - Slide
Prikkel - Reactie
Wat zie je op de afbeelding?
A Er is een zak patat (prikkel).
De zintuigcellen in je ogen en neus geven signaaltjes af.
B Het signaal (impuls) is een elektrisch signaal dat door de
zenuwen naar de hersenen gaat (korte blauwe pijltjes in de
afbeelding). De hersenen verwerken de impulsen. Nu weet
je wat je ruikt en wat je ziet. Je bent je er nu van bewust:
PATAT ... Als je je ervan bewust bent:
heb je het waargenomen
CD De hersenen geven een signaal (impuls), via het
ruggenmerg en de zenuwen naar de armspieren. Er gaat
ook een impuls naar de speekselklieren in je mond.
Reactie (respons): de arm beweegt : het meisje pakt ...
Reactie (respons): het meisje krijgt speeksel in je mond.
De zak patat
De zak patat is een prikkel
Een prikkel is informatie uit de omgeving
1
Zintuigstelsel
Alle zintuigen samen vormen het zintuigstelsel.
Zintuigen werken samen.
3
oog en neus
Dit zijn organen.
In de organen bevinden zich zintuigcellen
2
Slide 11 - Slide
Prikkel - Reactie
Wat zie je op de afbeelding?
A Er is een zak patat (prikkel).
De zintuigcellen in je ogen en neus geven signaaltjes af.
B Het signaal (impuls) is een elektrisch signaal dat door de
zenuwen naar de hersenen gaat (korte blauwe pijltjes in de
afbeelding). De hersenen verwerken de impulsen. Nu weet
je wat je ruikt en wat je ziet. Je bent je er nu van bewust:
PATAT ... Als je je ervan bewust bent:
heb je het waargenomen
CD De hersenen geven een signaal (impuls), via het
ruggenmerg en de zenuwen naar de armspieren. Er gaat
ook een impuls naar de speekselklieren in je mond.
Reactie (respons): de arm beweegt : het meisje pakt ...
Reactie (respons): het meisje krijgt speeksel in je mond.
De zak patat
De zak patat is een prikkel
Een prikkel is informatie uit de omgeving
1
Zintuigstelsel
Alle zintuigen samen vormen het zintuigstelsel.
Zintuigen werken samen.
3
oog en neus
Dit zijn organen.
In de organen bevinden zich zintuigcellen
2
Slide 12 - Slide
Een zintuig: Het is een orgaan dat reageert op prikkels
A
Waar
B
Nietwaar
Slide 13 - Quiz
Een zintuigcel vangt prikkels op en zet die om in impulsen
A
Waar
B
Nietwaar
Slide 14 - Quiz
Waar ontstaat een impuls?
A
in de zintuigcellen
B
in het zintuig
C
in de hersenen
D
in de prikkel
Slide 15 - Quiz
Wat is geen zintuig.
A
Horen
B
Zien
C
Voelen
D
Praten
Slide 16 - Quiz
Een voorbeeld van een prikkel is....
A
Zien
B
De huid
C
Voelen
D
Geur
Slide 17 - Quiz
Je zintuigen sturen berichtjes naar je hersenen. Je noemt deze...
A
Prikkels
B
Impulsen
C
Whatsappjes
D
Stroomstootjes
Slide 18 - Quiz
Een voorbeeld van een waarneming is...
A
Geluid
B
Gehoorzintuig
C
Horen
Slide 19 - Quiz
Zintuigen
Prikkels
Licht zintuig
Gehoor zintuig
Reuk zintuig
Smaak zintuig
Warmte zintuig
Muziek
Vieze sokken
Vuurwerk
Een schouderklopje
Snoep dat op tafel ligt
Slide 20 - Drag question
pijnzintuig
druk zintuig
warmte zintuig
koude zintuig
tast zintuig
Slide 21 - Drag question
komt binnen bij je zintuigcellen
Elektrische signaaltje via een zenuw
Reactie
Respons
Prikkel
Impuls
Slide 22 - Drag question
Maken Thema 1:
Huiswerk 4 april
Maken §5.1: af
+
Leren 5.1
KGT
Slide 23 - Slide
Nabespreking
Hoe is het gegaan? Wat ging goed? Wat vond je moeilijk? Welke vragen heb je nog?