This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Items in this lesson
Tijd van Steden en Staten
Slide 1 - Slide
Lesopzet
1. Korte herhaling
2. Leerdoel en uitleg van paragraaf 4
3. afsluiting quizvragen
4. Opdrachten maken
Slide 2 - Slide
Korte herhaling
- Niet roepen maar vingers wanneer je het antwoord weet.
- Tijdens de instructie ben je stil
-Vraag? Steek je vinger op.
Slide 3 - Slide
Van wanneer tot wanneer duurt dit tijdvak?
A
Van 500 tot 1000
B
Tot 3000 v. Chr.
C
Van 1000 tot 1500
D
Van 1500 tot 1600
Slide 4 - Quiz
Hoe wordt dit tijdvak ook wel genoemd?
A
De prehistorie
B
De oudheid
C
De vroege middeleeuwen
D
De late middeleeuwen
Slide 5 - Quiz
Wat moesten de horigen niet doen voor de heer?
A
Een deel van hun oogst geven
B
Voor de graaf vechten.
C
Klusjes voor de graaf doen.
D
het land beschermen
Slide 6 - Quiz
Hoe noem je de drie groepen waaruit de middeleeuwse samenleving bestond?
A
Standen
B
Adel
C
Geestelijkheid
D
leenstelsel
Slide 7 - Quiz
Wat zijn horigen?
A
Boeren die op het gebied van de graaf werken.
B
Boeren die hun eigen stuk land hebben.
C
Ridders die voor de graaf vechten
D
Boeren met een uitstekend gehoor.
Slide 8 - Quiz
Hoe noem je ontbetaald werk dat horigen voor de graaf moesten doen?
A
leenstelsel
B
Horigen
C
Herendiensten
D
leenman
Slide 9 - Quiz
Wat is een reden voor de val van het Romeinse Rijk?
A
Teveel Romeinen
B
Teveel Germanen
C
Het rijk werd slecht bestuurd
D
Het rijk was verouderd
Slide 10 - Quiz
Wat is nog een oorzaak voor de val van het Romeinse Rijk?
A
De volkeren die in het Romeinse Rijk leefden waren vijandig tegenover het Rijk
B
Er was altijd veel ruzie om de opvolging van keizers
C
De wapens van de Romeinen waren niet up to date
D
Alle Romeinse ambtenaren waren corrupt en verduisterden het belastinggeld
Slide 11 - Quiz
Wat was een gevolg van de val van het Romeinse Rijk?
A
Grote oorlogen kwamen niet meer voor
B
Het christendom in Europa verdween
C
Het werd voor iedereen veel onveiliger
D
Niemand kon meer lezen en schrijven
Slide 12 - Quiz
Leerdoelen
• Je kunt uitleggen waarom de handel en de stedenweer groeiden.
• Je kunt de vier sociale lagen in een middeleeuwse stad noemen en uitleggen wat een gilde was.
• Je kunt uitleggen dat de burgers van middeleeuwse steden machtiger werden.
Slide 13 - Slide
Een straat in een middeleeuwse stad. Links een kleermaker, achteraan een handelaar in bont en pelzen, daarnaast een barbier (kapper) en rechts vooraan een apotheek. (Afbeelding uit de 15e eeuw.)
Slide 14 - Slide
Ontstaan van steden
Tussen 500 - 1000 waren de meeste mensen in Europa boeren.
Leefden van de opbrengst van het land.
Rond het jaar 1000 stegen de opbrengsten van het land.
Oorzaak: er werd veel grond geschikt gemaakt voor de landbouw door bv. het kappen van bossen.
Ontstaan van ruilhandel
Slide 15 - Slide
* Er ontstonden markten bij kruispunten van wegen en/of rivieren en bij kloosters en kastelen.
* Ambachtslieden en handelaars gingen daar ook wonen voor de verkoop van hun producten.
* Meer voedsel, meer groei van de bevolking.
* Marktplaatsen groeiden uit tot steden
Slide 16 - Slide
Waar ontstonden de eerste steden?
A
Langs de rivier.
B
In de buurt van het kasteel of klooster.
C
Bij drukke kruispunten van wegen.
D
Alle antwoorden zijn goed.
Slide 17 - Quiz
Nijverheid
Ambachtslieden maakten producten die ze wilden ruilen voor voedsel en grondstoffen. Maar ruilen was lastig.
Om het handelen makkelijker te maken, gingen mensen elkaar weer met geld betalen. Veel steden en gebieden maakten hun eigen geld.
Er waren dus veel verschillende munten.
Slide 18 - Slide
Ambacht = zelf iets maken
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Video
Slide 23 - Slide
Sociale lagen
In de stad waren er andere sociale lagen dan op het platteland. Hofstelsel
1. De rijke kooplieden en de meesters van een gilde. Zij bestuurden de stad.
2. Winkeliers en ambachtslieden.
3. Mensen zonder vast werk. Zij waren vaak arm.
4. Oude of zieke mensen. Zij konden niet werken. Door te bedelen of met hulp van de kerk konden zij in leven blijven.
Slide 24 - Slide
Gilde
In de stad werkten mensen met hetzelfde beroep samen in een gilde, bijvoorbeeld het schoenmakersgilde. Handelaren en ambachtslieden moesten lid zijn van een gilde om hun werk in een stad te kunnen doen.
Gilde: vereniging van mensen met hetzelfde beroep
Slide 25 - Slide
Van leerling
tot meester
Je mag alleen een eigen bedrijf hebben, als je lid van een gilde bent.
Hiervoor moet je eerst meester worden:
Je begon al erg jong als leerling;
Daarna werd je gezel;
En pas als je meesterproef had gedaan kon je meester worden. Je was dan vaak al ver boven de 30 jaar!
Middeleeuwse ambachtslieden aan het werk.
Slide 26 - Slide
Een voorbeeld van een meesterproef.
Om meester te worden moest een poort worden gemetseld.
Slide 27 - Slide
Regels van een gilde
In het gilde stelden de meesters samen regels op om te zorgen dat de leden altijd voldoende konden verdienen om van te leven.
* Vast aantal meesters zodat er niet te veel werkplaatsen kwamen.
* vastgelegd hoe dat een product werd gemaakt en wat de prijs was. Zo konden de meesters geen klanten bij elkaar weglokken.
* Afspraak om elkaar te steunen bij overlijden of ziekte.
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Video
Als je goed genoeg was, moest je de ???? afleggen. Dat was een soort examen. Als je slaagde, mocht je lid worden van het gilde.
Welk woord moet er op de vraagtekens staan?
A
gilde
B
meester
C
meesterproef
D
leerling
Slide 30 - Quiz
Het gilde controleert de kwaliteit en de prijs van de producten die de gildeleden maken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 31 - Quiz
Afsluiting
Was alles duidelijk? Zijn er nog vragen?
Maak opdracht 1 t/ m 9 op blz. 147
Fluistertoon met samenwerken!
Wanneer je klaar bent kun je verder met je project.
De middeleeuwse stad
Slide 32 - Slide
Een timmerman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar
Slide 33 - Quiz
Als een gildelid ziek is, zorgen de andere leden voor hem en zijn gezin.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 34 - Quiz
Een boer is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar
Slide 35 - Quiz
Een marktkoopman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar
Slide 36 - Quiz
Stadsrechten
In het begin: Stad werd bestuurd door de heer van het gebied. De steden kregen stadsrechten van de heer.
Dat betekent dat een stad zichzelf mocht besturen, eigen wetten en regels kon maken en zelf rechtsprak.
Bestuur: Rijke kooplieden en gildemeesters
Arme burgers geen inspraak.ok kregen steden soms het recht om een muur om de stad te bouwen of een markt te houden. In ruil voor het stadsrecht betaalden de inwoners van de steden belasting aan de heer. Sommige steden werden door de handel zo rijk dat ze zelf een sterk leger hadden. Steden konden dus heel machtig worden.
Slide 37 - Slide
* Ook kregen steden soms het recht om een muur om de stad te bouwen of een markt te houden.
* In ruil voor het stadsrecht betaalden de inwoners van de steden belasting aan de heer.
* Sommige steden werden door de handel zo rijk dat ze zelf een sterk leger hadden.