4: de handel groeit weer

 3.4 De handel groeit weer
Open je boek op blz 153
1 / 39
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

 3.4 De handel groeit weer
Open je boek op blz 153

Slide 1 - Slide

Leerdoel
    -Je kunt uitleggen waarom de landbouwproductie steeg en de handel en steden weer groeiden.
    -Je kunt de vier sociale lagen in een middeleeuwse stad noemen en twee functies van een gilde beschrijven.
    -Je kunt uitleggen dat de burgers van middeleeuwse steden machtiger werden.

Slide 2 - Slide

Hoe zat het ook alweer met de Middeleeuwen?
  • De tijd na het Romeinse Rijk (Oudheid) en vóór de Moderne Tijd.

  • Het ligt in het midden van die twee perioden: tussenperiode

  • Ongeveer tussen 500 en 1500

  • Vroege Middeleeuwen: 500-1000
  • Late Middeleeuwen: 1000-1500

Slide 3 - Slide

Tijd van Grieken en Romeinen
(500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
Tijd van Monniken en Ridders
(500-1000)
(Vroege Middeleeuwen)
Tijd van Steden en Staten
(1000-1500)
(Late Middeleeuwen)
1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
(Einde van de Middeleeuwen)
⚓️
476: Val van het West-Romeinse Rijk
(Begin van de Middeleeuwen)
🔥
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
(1500-1600)
Tijd van Regenten en Vorsten
(1600-1700)
Tijd van Pruiken en Revoluties
(1700-1800)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Late Middeleeuwen
  • Tijd van Steden en Staten (1000-1500)

  • Het is 'veiliger' en 'rustiger'
  • Er komt meer handel
  • Geld komt weer terug
  • Bevolking groeit
  • Er ontstaan steden
  • Macht van de steden neemt toe
  • De adel krijgt (soms) minder macht
Dit is een plattegrond van Zwolle in de Middeleeuwen

Slide 6 - Slide

Steden en handel
  • Tussen 500 - 1000 vrijwel iedereen boer in West-Europa
  • Rond jaar 1000 --> steden begonnen weer te groeien
  • Reden daarvoor = stijging landbouwproductie 


Slide 7 - Slide


Verbeteringen in de landbouw
Rond het jaar 1000


  • Drieslagstelsel
  • IJzeren ploeg
  • Halsjuk

Slide 8 - Slide

Drieslagstelsel
Ontginnen woeste gronden

Slide 9 - Slide

Steden en handel
  • Door drieslagstelsel + ontginnen kon de oogst stijgen
  • Er was meer voedsel --> bevolking stijgen + meer voedsel over om te ruilen
  • Voedsel ruilen --> kruispunten wegen + rivieren 
  • Ook bij kloosters en kastelen 
  • Daar ontstonden dorpjes met handelaren + ambachtslieden
  • Sommige groeiden uit tot steden 

Slide 10 - Slide

Steden ontstaan
  • Handelaren komen vaak op dezelfde plek: om te overwinteren en hun spullen op te slaan.
  • Deze plekken liggen op een goede plek: kruispunten van wegen en/of rivieren, meestal in de buurt van een kasteel of klooster
  • Op deze plekken waren vaak al jaarmarkten
  • Langzaam ontstaan hieruit nederzettingen, die uitgroeien tot steden.
  • Stadsrecht, schout en schepenen.

Slide 11 - Slide

Pak je spullen erbij

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video


De Hanze
  • De meeste steden hadden een plein, waarop markten werden gehouden.
  • De belangrijkste markt was de jaarmarkt, die een paar weken duurde.
  • Veel handelaren reisden van jaarmarkt naar jaarmarkt.

  • Een groep steden in Europa werkte samen om meer handel te krijgen. 
  • Ze noemden hun vereniging de Hanze.
Dit is een plattegrond van Deventer, een van de Hanze-steden.

Slide 14 - Slide

Kaart waarop alle Hanze-steden te zien zijn. De steden van de Hanze lagen vooral in Duitsland. Hier in Nederland waren onder andere de IJsselsteden Kampen en Deventer lid van de Hanze. 

Handelaren van Hanzesteden hadden allerlei voordeeltjes als ze handelden in elkaars steden. Ze betaalden bijvoorbeeld minder tol en belasting. 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

wat is de Hanze?

Slide 17 - Mind map

Slide 18 - Slide

Welk gevolg had het drieslagstelsel

Slide 19 - Mind map

Waarom is dit nodig voor de groei van de steden?

Slide 20 - Mind map

Waarom maakt geld economie de handel makkelijker?

Slide 21 - Mind map

Leven in een stad
  • Mensen die wonen in de stad: burgers
  • 4 sociale lagen:
  • 1 --> Rijke kooplieden + Meesters van een gilde
  • 2 --> Winkeliers en ambachtslieden
  • 3 --> Mensen zonder vast werk
  • 4 --> oude of zieke mensen (konden niet werken)

Slide 22 - Slide

Leven in de stad
  • Mensen met hetzelfde beroep werkte samen in een gilde 
  • Je moest lid zijn van zo'n gilde om je werk te mogen doen
  • Beroep leren --> Leerling bij een meester 
  • Als je goed was --> gezel (ambachtsman in dienst van   meester) 
  • Als je meester wilde worden moest je een meesterproef     afleggen --> lid gilden --> eigen werkplaats beginnen

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Gildes maakte regels
Twee functies:
  • Economisch --> prijs + kwaliteit product
  • Sociaal --> steun bij ziekte of overlijden 

Slide 25 - Slide

Bestuur van de stad 
  • Eerst bestuurd door Heer
  • Heer 'verkocht' al snel stadsrechten = Het recht van de burgers van een stad om zichzelf te besturen. De burgers konden hun eigen regels en wetten maken.
  • Elke stad had eigen rechtbank --> bestond uit schout en schepenen 
  • Schout = voorzitter rechtbank. Schepenen = soort rechters 

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Controle vragen 
  • Wat zijn de vier sociale lagen?
  • Wat is een gilde? 
  • Wat zijn meesters en gezellen? 
  • Wat is de functie van de regels die de gildes maakte?
  • Wat zijn stadsrechten?
  • Wat is een schout en wat zijn schepenen?

Slide 28 - Slide


Werken in een gilde
  • Omdat de oogst groter wordt, hoeft niet iedereen meer boer te zijn: er ontstaan andere beroepen: ambachten
  • Mensen met hetzelfde ambacht zitten in een gilde.
  • Het gilde controleerde ook de kwaliteit van de producten en stelde de verkoopprijs vast.
  • Bij ziekte en overlijden kreeg het gezin hulp van het gilde.
De meeste gilden hadden een prachtig gildehuis. Hier werden, behalve vergaderingen, ook feesten gehouden. Heel het leven draaide om het gilde.
Voorbeelden van ambachten in een middeleeuwse stad:
- smid
- bakker
- timmerman
- meubelmaker
- brouwer
- kleermaker

Slide 29 - Slide

Van leerling 
tot meester
  • Je mag alleen een eigen bedrijf hebben, als je lid van een gilde bent.

  • Hiervoor moet je eerst meester worden:
  1. Je begon al erg jong als leerling;
  2. Daarna werd je gezel;
  3. En pas als je meesterproef had gedaan kon je meester worden. Je was dan vaak al ver boven de 30 jaar!
Middeleeuwse ambachtslieden aan het werk.

Slide 30 - Slide

Van leerling 
tot meester
  • Je mag alleen een eigen bedrijf hebben, als je lid van een gilde bent.

  • Hiervoor moet je eerst meester worden:
  1. Je begon al erg jong als leerling;
  2. Daarna werd je gezel;
  3. En pas als je meesterproef had gedaan kon je meester worden. Je was dan vaak al ver boven de 30 jaar!
Middeleeuwse ambachtslieden aan het werk.

Slide 31 - Slide


De Hanze
  • De meeste steden hadden een plein, waarop markten werden gehouden.
  • De belangrijkste markt was de jaarmarkt, die een paar weken duurde.
  • Veel handelaren reisden van jaarmarkt naar jaarmarkt.

  • Een groep steden in Europa werkte samen om meer handel te krijgen. 
  • Ze noemden hun vereniging de Hanze.
Dit is een plattegrond van Deventer, een van de Hanze-steden.

Slide 32 - Slide

Rond het jaar 1000 groeiden de oogsten snel. Welke oorzaak had dat?
A
De boeren hadden geleerd het land te bemesten.
B
De boeren lieten hun kinderen meehelpen op het land.
C
Er kwamen steeds meer boeren, omdat de mensen in steden ook moesten eten
D
De boeren gebruikten betere werktuigen.

Slide 33 - Quiz

Het gilde controleert de kwaliteit en de prijs van de producten die de gildeleden maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quiz

Als een gildelid ziek is, zorgen de andere leden voor hem en zijn gezin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quiz

Een boer is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quiz

Een timmerman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quiz

Een marktkoopman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quiz

Als je goed genoeg was, moest je de ???? afleggen. Dat was een soort examen. Als je slaagde, mocht je lid worden van het gilde.

Welk woord moet er op de vraagtekens staan?
A
gilde
B
meester
C
meesterproef
D
leerling

Slide 39 - Quiz