AFP 1.1.11

Cellen en weefsels
Les 11 week 4 Periode 1
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Anatomie Fysiologie PathologieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Cellen en weefsels
Les 11 week 4 Periode 1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesindeling
DA1A2: opdracht celdeling en/of organellen van de cel maken
DA1A1: theorie

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
• De student kan de verschillende begrippen rondom erfelijkheid van de cel benoemen en toepassen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Terugblik vorige les

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

In de meiose ontstaan dochtercellen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Ze je in de afbeelding hiernaast de meiose of mitose?
Zie je in de afbeelding hiernaast de meiose of mitose?
A
Meiose
B
Mitose
C
Beiden
D
Niet te zeggen

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions


 Mens: Elke lichaamscel heeft 46 chromosomen: 23 paren.
In alle lichaamscellen zitten twee stuks van elk chromosoom die op elkaar lijken.
Die vormen samen een paar.
Valt je iets op aan de chromosomenparen?

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Kriskras
In werkelijkheid liggen chromosomen niet zo netjes bij elkaar in een cel!
Ze liggen kriskras door elkaar!
Karyogram
Het is een chromosomenportret. De chromosomen worden geordend weergegeven in een overzicht.

Slide 9 - Slide

Paar 1-22 liggen in paren die gelijk zijn aan vorm. 
Van elk chromosomenpaar is 1 van de vader en 1 van de moeder. 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Meisje of jongen
  • 46 chromosomen

  • 22 paar chromosomen even lang

  • Het 23e paar chromosomen   
     vormt de geslachtschromosomen

  • grote chromosoom X
  • kleine chromosoom Y
  • 2 x groot = XX= meisje
  • 1 x groot + 1 x klein = XY= Jongen
  • Bevruchte eicel = zygote

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Aangeboren of aangeleerd?
Genotype: datgene wat een kind aan erfelijke eigenschappen van zijn ouders meekrijgt.
Fenotype: resultaat van erfelijke aanleg en de invloeden van buiten. Opvoeding, opleiding, gezondheid, etc. 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions


Fons zegt: Twee-eiige tweelingen hebben allebei hetzelfde genotype

Maarten zegt: Een-eiige tweelingen hebben allebei hetzelfde fenotype
A
Beide waar
B
Beide nietwaar
C
Fons: waar Maarten: nietwaar
D
Fons: nietwaar Maarten: waar

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Bij een individu dat heterozygoot voor een eigenschap is de Dominante eigenschap te zien in het fenotype
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

1. Een lichaamscel bevat 46 chromosomen, dat zijn 23 paar
chromosomen.

2. Een geslachtscel (zaadcel of eicel) bevat 23 chromosomen.
A
1: waar 2: nietwaar
B
1: nietwaar 2: waar
C
beide waar
D
beide nietwaar

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht: organellen van de cel

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Ik begrijp de mitose, meiose en de erfelijkheid
JA helemaal!
Nee, ik moet nog echt alles leren.
Ja, maar ik moet nog wel wat herhalen en leren.

Slide 23 - Poll

This item has no instructions

Huiswerk
Opdracht celdeling af
Leren H3 > boek medische terminologie AF
Boek medische terminologie AF mee

Slide 24 - Slide

This item has no instructions