begrippen

BEHOEFTE
§1.1
iets wat je nodig hebt of (graag) wilt hebben
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

BEHOEFTE
§1.1
iets wat je nodig hebt of (graag) wilt hebben

Slide 1 - Slide

BASISBEHOEFTEN
§1.1
noodzakelijke behoeften, zoals: kleding, voeding en onderdak

Slide 2 - Slide

OVERIGE BEHOEFTEN
§1.1
niet-noodzakelijke behoeften, maken het leven leuker, zoals: vakantie, koek en telefoon

Slide 3 - Slide

GOEDEREN
§1.1
tastbare producten, voorwerpen die je kunt aanraken

Slide 4 - Slide

DIENSTEN
§1.1
niet-tastbare producten, iemand voorziet in jouw behoefte door iets voor jou te doen.

Slide 5 - Slide

CONSUMEREN
§1.1
goederen of diensten kopen om in je behoeften te voorzien

Slide 6 - Slide

ZELFVOORZIENING
§1.1
zelf iets maken waarmee je in je eigen behoeften kunt voorzien

Slide 7 - Slide

NOTEREN GELDBEDRAGEN
§1.1
geld heeft 2 decimalen achter de komma en een valutateken (€) ervoor

Slide 8 - Slide

BEREKENEN GEMIDDELDE
§1.1
het totaal van alle waardes delen door het aantal waardes

Slide 9 - Slide

BUDGET
§1.2
het geld waarover je kunt beschikken

Slide 10 - Slide

SOCIALE BEÏNVLOEDING
§1.2
de invloed van andere mensen op wat je doet/koopt

Slide 11 - Slide

COMMERCIËLE BEÏNVLOEDING
§1.2
de invloed van winkeliers en fabrikanten op wat je koopt

Slide 12 - Slide

RECLAME
§1.2
winkeliers en fabrikanten trekken je aandacht voor een bepaald product

Slide 13 - Slide

BEREKENEN PROCENTEN
§1.2
te berekenen aantal of bedrag = percentage delen door 100 keer het totaal

Slide 14 - Slide

CONSUMENTENORGANISATIES
§1.3
organisaties die de consument steunen en voorlichting geven bijvoorbeeld de consumentenbond, de ANWB, ROVER, Vereniging Eigen Huis

Slide 15 - Slide

VERGELIJKEND WARENONDERZOEK
§1.3
test waarin producten van verschillende merken met elkaar worden vergeleken

Slide 16 - Slide

DEUGDELIJK PRODUCT
§1.3
een product dat bij normaal gebruik een redelijke tijd meegaat

Slide 17 - Slide

GARANTIE
§1.3
de zekerheid dat een winkelier een product in orde maakt als daarmee binnen een bepaalde tijd iets mis is. Geld terug, ander product of reparatie

Slide 18 - Slide

SOORTEN INKOMENS
§1.4
mensen kunnen een inkomen hebben in de vorm van: loon, winst of een uitkering

Slide 19 - Slide

BEGROTING
§1.4
een overzicht van je verwachte inkomsten en je verwachte uitgaven voor de komende periode

Slide 20 - Slide

VASTE LASTEN
§1.4
uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen zoals: huur, abonnementen of contributie

Slide 21 - Slide

HUISHOUDELIJKE UITGAVEN
§1.4
dagelijkse uitgaven, de gewone uitgaven voor je huishouden zoals: boodschappen, persoonlijke verzorging en kado's

Slide 22 - Slide

INCIDENTELE UITGAVEN
§1.4
meestal grote uitgaven die je af en toe doet, zoals: uitgaven voor vakantie, onderhoud en apparaten

Slide 23 - Slide

RESEREVEREN
§1.4
een bedrag opzij zetten waarvan je later bepaalde grote uitgaven kunt doen

Slide 24 - Slide

OMREKENEN GELD MET PERIODES
§1.4
Stap 1: uitrekenen per jaar Stap 2: terug rekenen naar wat gevraagd wordt. 1 jaar = 4 kwartalen = 12 maanden = 52 weken = 365 dagen

Slide 25 - Slide