Leenwoorden & tussenletters

Regels
  • Telefoon in de telefoontas, voor de tweede bel is gegaan.
  • Jassen aan de kapstok, voor de tweede bel.
  • Niet eten, alleen water drinken.
  • Geen petjes, capuchons of mutsen.
  • Inhalen toetsen: de dinsdag na de week waarin
      een toets gepland stond, via de school.
  • Bij CRS:
        Symbool geeft gewenste werkhouding aan.
        Stoplicht: rood = geen vragen, oranje = hand opsteken om vraag te stellen.
  • 100% huiswerk- en materiaalcontrole; je hebt alles bij je op het moment dat je de les in komt. Ik wil dus geen 'mijn boek ligt nog in mijn kluisje'. Materiaal: lesboek, schrift en leesboek.
  • Als je iets wil zeggen, steek je je vinger op.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Regels
  • Telefoon in de telefoontas, voor de tweede bel is gegaan.
  • Jassen aan de kapstok, voor de tweede bel.
  • Niet eten, alleen water drinken.
  • Geen petjes, capuchons of mutsen.
  • Inhalen toetsen: de dinsdag na de week waarin
      een toets gepland stond, via de school.
  • Bij CRS:
        Symbool geeft gewenste werkhouding aan.
        Stoplicht: rood = geen vragen, oranje = hand opsteken om vraag te stellen.
  • 100% huiswerk- en materiaalcontrole; je hebt alles bij je op het moment dat je de les in komt. Ik wil dus geen 'mijn boek ligt nog in mijn kluisje'. Materiaal: lesboek, schrift en leesboek.
  • Als je iets wil zeggen, steek je je vinger op.

Slide 1 - Slide

Gevolgen
Niet de gewenste werkhouding? Eén keer waarschuwen.
Tweede keer waarschuwen = vrijdagmiddag 16.00 tot 17.00u in 503.

  • Na een derde waarschuwing, geldt voor de hele klas dat de eerstvolgende aan de bak gaat met een aparte opdracht en nakomt op vrijdagmiddag 16.00u tot 17.00u.
  • Gemiste lestijd, en dat is ook als je aan een aparte opdracht gezet wordt, wordt ingehaald op de hierboven genoemde dag en tijden.

Over huiswerkcontrole:
Huiswerk kan ik alleen checken als je je schrift bij je hebt. Geen schrift bij? Dan noteer ik dit als 'huiswerk niet gemaakt'. In dit geval blijf je in de pauze om huiswerk voor de komende les te maken. Heb je dit af, dan mag je gaan.
Als we geen huiswerk hebben of je had het in de les al af, dan blijf je om te lezen.
Voor de tweede keer op rij geen materiaal bij? Dan zet ik je (elders) aan het werk, je lestijd haal je in.


Slide 2 - Slide

Welkom!
  • Neem plaats.
  • Voor de tweede bel is gegaan: telefoon in de telefoontas, spullen op tafel, huiswerk voor je neus.
  • Ga even lezen uit je leesboek; ik doe materiaal- en huiswerkcontrole. 
  • Daarna start ik de les.

Slide 3 - Slide

Spelling
De onderwerpen:
  • hoofdletters
  • leestekens (punt, komma, uitroepteken, vraagteken, dubbele punt, aanhalingsteken)
  • leenwoorden
  • tussenletters in samenstellingen
  • koppelteken en weglaatstreepje
  • aan elkaar of los schrijven


Slide 4 - Slide

Spelling
Schrijf het antwoord op de volgende vragen op in je schrift:
  • Wanneer gebruik je een komma? Noem tenminste 3 regels.
  • Uit welke talen hebben wij vooral leenwoorden?
  • Wanneer zet je een dubbele punt zoal?
  • Zet de accenten op de juiste wijze in deze drie woorden: creche, cafe, deja vu.
  • Geef aan waarom deze twee Engelse leenwoorden verkeerd geschreven zijn: plugin, dugout.
  • Waarom is het 'First Lady' en niet 'firstlady'?




Slide 5 - Slide

Huiswerk
Opdracht 2+3, p.64
1. crème fraîche
2. première, actrice
3. diskjockey, baguette
4. rouge, mascara
5. bootcamp, skateboard
6. boxershort




Slide 6 - Slide

Huiswerk
1. legendarische, quotes
2. attractief, affiche
3. applaudisseren, capaciteiten
4. repertoire, futuristische
5. virtuele, sympathiek
6. onmiddellijk, firmament 



Slide 7 - Slide

Huiswerk
Opdrachten 2 + 3, p. 125
1. zwijnenstal
2. groentesoep
3. bereleuk
4. spinnenweb
5. tarwebrood
6. koekenpan
7. zonnesteek
8. berenhol
9. geboortekaartje
10. invalidenplaats 



Slide 8 - Slide

Huiswerk
Opdracht 3:
1. Correct, als je de -s bij het vervangen van het laatste deel hoort, moet je hem ook schrijven.
2. Fout, 'spin' is wel een zn met mv 'spinnen'. Dus een -n.
3. Fout, want groenten en groentes kunnen allebei. Daarom dus geen -n.
4. Fout, 'zonnen' is een ww, geen zn. Als zn is er maar één zon, en dus schrijf je geen -n.
5. Correct, en omdat het woord al eindigt op -ee, komt er ook geen -e bij.
6. Fout, bij 'berenklauw' is beren een zn (het dier); bij beresterk laten we de -n weg, omdat het een bijvoeglijk naamwoord is (sterk).



Slide 9 - Slide

Spelling
Engelse woorden:
Voor een tto-klas extra belangrijk!
  • samengestelde woorden, oftewel woorden die uit andere, kleinere woorden bestaan, schrijf je in het Engels vaak los van elkaar.
  • In het Nederlands schrijven we die aan elkaar als de woorden gelijk zijn aan elkaar: voice mail wordt voicemail, late night show wordt latenightshow, six pack wordt sixpack, low budget film wordt lowbudgetfilm.
  • Als het rechterdeel van een leenwoord uit een voorzetsel bestaat, gebruik je een koppelteken (-) tussen de twee delen: time-out, all-in, plug-in. 
  • als het gaat om een woordgroep, woorden die niet los van elkaar kunnen omdat ze bij elkaar horen, schrijf je het los: compact disc, second opinion, intensive care, big bang, first lady.
  • Dit laatste zie je bij combinaties van rangtelwoorden of bijvoeglijke naamwoorden met een zelfstandig naamwoord.

Slide 10 - Slide

Spelling
Franse leenwoorden:
  • bij Franse leenwoorden gaat het vooral om het wel of niet plaatsen van accenten: è, é, ê.
  • dit laten we vaak intact, want de accenten zijn nodig om de uitspraak en klank goed te houden: café (niet cafe), decolleté (niet decollete).
  • Er zijn enkele woorden waar de accenten weg zijn gelaten: diner, controle, ragout, cheque, condoleance, dedain. Dat gebeurt als een woord echt goed ingeburgerd raakt en de accenten niet nodig zijn voor de uitspraak.
  • Bij woordgroepen, zoals déjà vu (= 'al gezien'), die dus bestaan uit meerdere losgeschreven woordjes, laten we de accenten altijd staan.

  • Maak opdracht 1. Opdrachten 2 en 3 zijn alvast een deel van het huiswerk.

Slide 11 - Slide

Spelling
Franse leenwoorden:
  • bij Franse leenwoorden gaat het vooral om het wel of niet plaatsen van accenten: è, é, ê.
  • dit laten we vaak intact, want de accenten zijn nodig om de uitspraak en klank goed te houden: café (niet cafe), decolleté (niet decollete).
  • Er zijn enkele woorden waar de accenten weg zijn gelaten: diner, controle, ragout, cheque, condoleance, dedain. Dat gebeurt als een woord echt goed ingeburgerd raakt en de accenten niet nodig zijn voor de uitspraak.
  • Bij woordgroepen, zoals déjà vu (= 'al gezien'), die dus bestaan uit meerdere losgeschreven woordjes, laten we de accenten altijd staan.

Slide 12 - Slide

Spelling
Tussenletters in samenstellingen:
  • Wat is een samenstelling?
  • Wat zijn tussenletters?
  • Mogelijke tussenletters: -e, -(e)n of -s.

Een -s schrijf je:
- als je hem hoort.
- Als je niet zeker bent, omdat het eerste woord eindigt op een -s en de tweede ermee start, vervang je het tweede woord door een ander woordje. Hoor je dan nog steeds een s, dan schrijf je hem dus ook op.

Slide 13 - Slide

Spelling
-en schrijf je:
  • als woordje 1 een zn is met alleen een meervoud op -en: paardenbloem., pannenkoek.

-e schrijf je:
  • Als woordje 1 geen meervoud heeft: rijstepap (rijst, rijsten/rijstes?)
  • Als woordje 1 uniek is, d.w.z. er is er maar één van: zonneschijn, maneschijn.
  • Als woordje ook een meervoud heeft op -s (seconde, seconden/secondes): secondeteller
  • Als woordje 1 geen zn, maar een bn of ww is: armelui, rijkelui, knarsetanden.
  • Als woordje 2 geen zn is, maar een bn en woordje 1 de betekenis sterker maakt: dolfijn, reuzegezellig, beregoed.

Slide 14 - Slide

Spelling
Koppelteken en weglaatstreepje.
  • Wat is een koppelteken?
  • Wat is een weglaatstreepje?

Slide 15 - Slide

Spelling
Het is hetzelfde teken: - . Het verschil zit hem in het gebruik.

Gebruik van het weglaatstreepje:
  • Dit gebruik je als je delen van woorden weglaat: binnen- en buitenland, verfkwasten en -accessoires. 
  • Niet gebruiken als je hele woorden weglaat.
  • In jaar 3 leer je hier meer over.

Voor het koppelteken gelden meer regels.

Slide 16 - Slide

Spelling
Gebruik het koppelteken:
- bij botsende klinkers: radio-uitzending, zee-egel, vakantie-uitje, chocolade-ijs.
- bij samenstellingen waarbij het aan elkaar schrijven heel erg rommelig gaat worden: doe-het-zelver
- als er cijfers, symbolen, Sint/St of enkele letters vooraan in het woord staan: A4-envelop, U-bocht, @-teken, jaren 30-huis, Willem II-keeper, B-selectie.
- bij aardrijkskundige namen of afgeleiden daarvan: Zuid-Holland, Noord-Chinees, Zuid-Limburger.
- Als het tweede deel sowieso met een hoofdletters start: oer-Rotterdammer, pro-Amerikaans.
- als twee gelijke woorden een woord vormen: bar-dancing, zwart-wit.
- als het woord start met een van de volgende voorvoegsels: adjunct(-directeur), aspirant(-agent), bijna(-ongeluk), ex(-vriendin), interim(-voorzitter), kandidaat(-raadslid), leerling(-verpleegster), niet(-roker), non(-gevechtseenheid), oud(-leerling).

Maak nu opdracht 1 en 2 in 10 minuten. 
Klaar? Werk verder aan het huiswerk:  3 t/m 5.

Slide 17 - Slide

Afsluiting
  • Huiswerk: opdrachten 3 t/m 5, p.95.
  • Denk aan de fictieopdracht!
  • Volgende keer gaan we verder met het laatste deel van spelling en maken we oefeningen.
  • De les maken jullie de toets spelling.
  • Aanstaande vrijdag: bijles grammatica, na jullie mentoruur.

Tot vrijdag!

Slide 18 - Slide