Grandes Lignes - 2vwo - herhaling bron C+G

BONJOUR V2!
LESPROGRAMMA

- herhalen vocabulaire
- herhalen bron C
- herhalen bron G
- Taken grandes lignes online

1 / 34
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

BONJOUR V2!
LESPROGRAMMA

- herhalen vocabulaire
- herhalen bron C
- herhalen bron G
- Taken grandes lignes online

Slide 1 - Slide

Wat betekent:
il fait froid
A
het is warm
B
het is mooi weer
C
het is koud

Slide 2 - Quiz

faire du camping
A
de camping
B
kamperen
C
samen kamperen
D
huren

Slide 3 - Quiz

Vertaal naar het Nederlands:
le temps

Slide 4 - Open question

Geef de juiste betekenis van het woord:
le soir
A
de avond
B
de nacht
C
de dag
D
de middag

Slide 5 - Quiz

rencontrer
A
vertellen
B
ontmoeten
C
reizen
D
lopen

Slide 6 - Quiz

pourquoi
A
omdat
B
waarom
C
voor wie

Slide 7 - Quiz

le printemps (de lente)
l'automne (de herfst)
l'été
l'hiver

Slide 8 - Drag question

Hoe zeg je...
Het is warm

Slide 9 - Open question

Hoe zeg je...
Het was mooi weer.

Slide 10 - Open question

Tu es allé en vacances avec qui?
A
Oui, c'était super!
B
Avec mes parents.
C
Non, pas du tout.
D
Nous sommes restés trois semaines.

Slide 11 - Quiz

Il a fait beau?
A
C'est mon père.
B
Oui, merci!
C
Oui, il a fait très chaud, entre 30 et 35 degrés
D
J'habite à la Haye.

Slide 12 - Quiz

L'accrobrance, qu'est-ce que c'est?
A
J'ai 14 ans.
B
Oui, c'était super!
C
C'est très cool!
D
C'est un parcours dans les arbres.

Slide 13 - Quiz

Qu'est-ce que vous avez fait?
A
J'ai 14 ans.
B
Oui, c'était super!
C
Nous sommes allés à la plage.
D
C'est un parcours dans les arbres.

Slide 14 - Quiz

Vous êtes restés combien de temps?
A
Nous sommes en France.
B
Nous sommes restés trois semaines.
C
C'est un parcours dans les arbres.
D
Nous avons été à l'hôtel.

Slide 15 - Quiz

Vous avez été à l'hôtel?
A
Non, on a loué un appartement.
B
Nous sommes restés trois semaines.
C
C'est un parcours dans les arbres.
D
Nous avons été à l'hôtel.

Slide 16 - Quiz

Schrijfopdracht: vertel over je vakantie. Vertel:

- waar je bent geweest; (land en hoofdstad);
- het weer tijdens je vakantie;
- wat er te zien / doen is voor toeristen

Slide 17 - Open question

LE PASSÉ COMPOSÉ
Le passé composé = de voltooid tegenwoordige tijd

Je vertelt dat je iets hebt gedaan. Het is voltooid/gedaan.

Bijvoorbeeld: Ik heb het huiswerk gemaakt.


Slide 18 - Slide

LE PASSÉ COMPOSÉ
De passé composé bestaat uit twee werkwoorden:

1) een hulpwerkwoord
avoir/être (hebben/zijn)

2) voltooid deelwoord
(gelopen, gelezen, gemaakt, gesport, gegeten, etc.)

Slide 19 - Slide

Hoe maak je een voltooid deelwoord in het Frans?
In het Nederlands plak je 'ge-' voor het werkwoord en eindigt het meestal op '-en'.

In het Frans werkt het iets anders. 
1) Hele werkwoord: haal -er weg en plak een é erachter.
Bijvoorbeeld: chercher = cherché

J'ai cherché mon livre partout = Ik heb mijn boek overal gezocht

Slide 20 - Slide

LET OP!!!
Deze 3-stappenregel geldt alleen voor de regelmatige werkwoorden (werkwoorden op -er)!!

Je hebt ook nog de onregelmatige werkwoorden:





avoir
eu
gehad
être
été
geweest
faire
fait
gedaan, gemaakt

Slide 21 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord van..
adorer

Slide 22 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van..
marcher

Slide 23 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van...
avoir

Slide 24 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van..
être

Slide 25 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van...
faire

Slide 26 - Open question

DONC..
Ik heb mijn boek gezocht = j'ai cherché mon livre.
Jij hebt gewonnen = tu as gagné.
Hij heeft met hem gesproken = il a parlé avec lui.


Ik ben gegaan = je suis allé
Hij is thuis aangekomen = il est arrivé chez lui.

MAIS..

Slide 27 - Slide

Hulpwerkwoord: avoir of être?
Als je in het Nederlands het hulpwerkwoord hebben gebruikt, gebruik je in het Frans 'avoir'.

Als je in het Nederlands het hulpwerkwoord zijn gebruikt, gebruik je in het Frans 'être'.
Ik heb gegeten = j'ai mangé
Ik ben gegaan = je suis allé(e)

Slide 28 - Slide

Jij hebt gezocht (chercher)

Slide 29 - Open question

Ik ben gebleven (rester)

Slide 30 - Open question

Hij heeft gehuurd (louer)

Slide 31 - Open question

Jullie hebben gehad (avoir)

Slide 32 - Open question

Zij heeft gemaakt (faire)

Slide 33 - Open question

Grandes lignes online 

Slide 34 - Slide