Herhaling hoofdstuk 2

Hoofdstuk 2
Geld moet rollen!
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2
Geld moet rollen!

Slide 1 - Slide

Wat zijn de drie
functies van geld?

Slide 2 - Mind map

Er werken 500 mensen bij een bedrijf, in de cirkeldiagram zie je hoe zij elke dag naar het werk komen. Hoeveel mensen gaan er met de bus?

Slide 3 - Open question

160 kinderen zitten op korfbal dit is 20%, hoeveel kinderen zitten op voetbal (3%)?

Slide 4 - Open question

Johan zet vijf jaar lang €2.000,- op een spaarrekening waar hij 4% enkelvoudige rente ontvangt. Hoeveel rente ontvangt Johan in die vijf jaar?

Slide 5 - Open question

Noem de drie spaarmotieven.

Slide 6 - Mind map

Marieke zet €3.000,- op een spaarrekening met 3% samengestelde rente, bereken hoeveel geld er na twee jaar op deze spaarrekening staat.

Slide 7 - Open question

Wat is beleggen?

Slide 8 - Open question

Wat is dividend?
A
Rente op een obligatie.
B
Een deel van de winst voor de aandeelhouder.
C
De hoogte van de koers op de aandelen beurs
D
Een vast bedrag aan kosten.

Slide 9 - Quiz

Noem vier leenmotieven.

Slide 10 - Mind map

Joshua kan een tv kopen voor €1.399,- of 2 jaar lang €65,- per maand betalen. Bereken de kredietkosten als Joshua voor de laatste optie kiest.

Slide 11 - Open question

Je koopt een product en betaalt het in een afgesproken aantal termijen terug. Je bent meteen eigenaar.
Je koopt een product, maar wordt pas eigenaar als je alle afgesproken termijnen hebt betaald. 
Huurkoop
Koop op afbetaling

Slide 12 - Drag question

Wat is het verschil tussen een hypothecaire lening en een gewone lening?

Slide 13 - Open question

Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Huur
Vakantie
Meubels
Energie
Verzekering
Cadeautjes
Uitgaan
Persoonlijke verzorging
Boodschappen

Slide 14 - Drag question

Petra heeft een scooter gekocht voor €900,-, over 2 jaar wil ze een nieuwe kopen die 30% duurder is. Hoeveel moet ze per maand sparen?

Slide 15 - Open question

Jochem heeft €6.000 aan spaargeld op zijn spaarrekening, aan het eind van het jaar ontvangt hij €150,- rente. Wat is het rente percentage?

Slide 16 - Open question