Zinsontleding WG en O TL1

Leerdoelen
Ik kan een zin verdelen in zinsdelen.
Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen.
Ik kan het onderwerp van een zin benoemen.

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leerdoelen
Ik kan een zin verdelen in zinsdelen.
Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen.
Ik kan het onderwerp van een zin benoemen.

Slide 1 - Slide

Wat is in deze zin de persoonsvorm?
Gisteren ben ik met mijn ouders naar het park geweest.
A
ik
B
mijn ouders
C
ben
D
geweest

Slide 2 - Quiz

Verdeel deze zin in zinsdelen:
Mijn zus heeft een hond gekocht.

Slide 3 - Open question

Het werkwoordelijk gezegde
Wie weet wat het gezegde in een zin is?


Gisteren heeft mijn vriendin lasagne gemaakt.
Wat is het gezegde in deze zin?

Slide 4 - Slide

Het werkwoordelijk gezegde
= alle werkwoorden in een zin. Een zin heeft 1 pv, maar vaak wel meer andere werkwoorden. Samen heet dit het gezegde.

Gisteren heeft mijn vriendin lasagne gemaakt.
Wat is het gezegde in deze zin?

Slide 5 - Slide

Het onderwerp
Het onderwerp geeft aan wie of wat iets doet.

Stefan repareert de fiets.
Wat is in deze zin het onderwerp?

Slide 6 - Slide

Het onderwerp
Stefan repareert de fiets.
Wat is in deze zin het onderwerp?

Hoe kunnen we ook achter het onderwerp komen?
o = wie + wg. We krijgen de vraag: wie repareert? Stefan!

Slide 7 - Slide

Benoem de zinsdelen in de volgende zin. Ik heb de zinsdelen vast gemaakt: Mijn ouders hebben een huis gekocht.
Persoonsvorm
Gezegde
Onderwerp
Mijn ouders
hebben
een huis
gekocht.

Slide 8 - Drag question

Benoem de zinsdelen in de volgende zin. Ik heb de zinsdelen vast gemaakt: In de lente beginnen alle tulpen weer te bloeien.
Persoonsvorm
Gezegde
Onderwerp
In de lente
beginnen
alle tulpen
weer
te bloeien.

Slide 9 - Drag question

Aan de slag
Wat: maak opdracht 13 van Talent H1.7 en opdracht 11 van H3.7.
Hoe: digitaal, je laat je camera aanstaan.
Tijd: ik roep je als we weer verder gaan.
Klaar: maak opdracht 15 van talent 1.7.

Klaar? Ga lezen in je boek voor fictie.

Slide 10 - Slide

Zinsdelen maken
De pv is een zinsdeel. Zet voor en achter de pv een zinsdeel streepje.

Voorbeeld: Jan eet een boterham.  --> Jan / eet / een boterham.

Slide 11 - Slide

Zinsdelen maken
De pv is een zinsdeel. Zet voor en achter de pv een zinsdeel streepje.
Vervolgens kijk je wel deel van de zin in zijn geheel voor de persoonsvorm kan staan.
Voorbeeld: Bij de buren / staat / een geit in de tuin. -->
Een geit / staat / bij de buren in de tuin.
In de tuin / staat / bij de buren / een geit

Slide 12 - Slide