Les 5 woordenschat M2

presentatie geven 
Je leert de woordstrategie: zoek een bekend woorddeel
theorie woordstrategie
controle vragen
Maak de opdrachten bij hoofdstuk 5 les 5 
Hoe ging het?
Wat heb je geleerd? 
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

presentatie geven 
Je leert de woordstrategie: zoek een bekend woorddeel
theorie woordstrategie
controle vragen
Maak de opdrachten bij hoofdstuk 5 les 5 
Hoe ging het?
Wat heb je geleerd? 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Waar moet een goede advertentie aan voldoen?

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

Eisen aan de advertentie
De advertentie moet de volgende informatie/onderdelen bevatten:
1. Een afbeelding van het product;
2. De prijs;
3. Een korte uitleg over het product, wat het is en waarvoor het is;
4. Waar het te koop is;
5. Pakkende zin die de aandacht trekt;

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Instructie
Samenstellingen en afleidingen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Samenstelling
Een woord dat bestaat uit twee of meer kleinere woorden, 
heet een samenstelling.

Bijvoorbeeld: 
Voetbalwedstrijd

Slide 5 - Slide

Voetbalwedstrijd bestaat uit voetbal en wedstrijd, maar voetbal bestaat weer uit voet en bal. Deze samenstelling bestaat dus uit 3 woorden!
Uit welke woorden bestaat de samenstelling:


rugzak

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Uit welke woorden bestaat de samenstelling:


tandpasta

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Uit welke woorden bestaat de samenstelling:


sneeuwpret

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Uit welke woorden bestaat de samenstelling:


secondewijzer

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Hoe schrijf je het?
Je schrijft de woorden in een samenstelling 
aan elkaar. Zonder spatie of streepje.

Let op! 
Soms kan een woord anders klinken in een samenstelling. 
Toch blijft de spelling van het woord hetzelfde. 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Bijvoorbeeld
Postbode klinkt soms als */posbode/: de t van post valt weg in de uitspraak van de samenstelling.

Toch schrijf je postbode omdat het woord een samenstelling is van de woorden post en bode

Slide 11 - Slide

Een bode is iemand die voor zijn beroep iets rondbrengt.
Schrijf de samenstelling op:

+

Slide 12 - Open question

Handtas klinkt soms als */hantas/: de d van hand valt weg in de uitspraak. Toch schrijf je handtas omdat het woord een samenstelling is van hand en tas
Schrijf de samenstelling op:

+

Slide 13 - Open question

In kerkklok hoor je de laatste k van kerk of de eerste k van klok niet. Toch schrijf je kerkklok omdat het woord een samenstelling is van kerk en klok.
Schrijf de samenstelling op:


Slide 14 - Open question

Tandpasta klinkt soms als */tampasta/: hierbij mist niet alleen een letter in de uitspraak, maar veranderen ze zelfs naar een andere letter. Toch schrijf je tandpasta, omdat het woord een samenstelling is van tand en pasta

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Hoe schrijf je de samenstelling: leraar + kamer
A
leraarskamer
B
lerarekamer
C
leraarkamer
D
lerarenkamer

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je de samenstelling: zon + stelsel?
A
zonnenstelsel
B
zonstelsel
C
zonnestelsel

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je de samenstelling: stage plaats?
A
stageplaats
B
stagesplaats
C
stagenplaats

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je de samenstelling: karn + melk?
A
karnmelk
B
karnemelk
C
karnenmelk

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je de samenstelling: beer + gezellig?
A
berengezellig
B
beregezellig

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions



Een afleiding is een woord waar een achtervoegsel of voorvoegsel wordt "vastgeplakt".

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Wat betekenen de voorvoegsels bij deze woorden?
1. Analfabeet                             8. Preoperatief
2. Abnormaal                            9. Interactie                                3. Biseksueel                            10. Onwerkelijk                           
4. Combinatie                          11. Televisie
5. Discontinuïteit                       12. Wanbetaler           
6. Herhalen                               13 Homoniem
7. Inconsequent

Schrijfopdracht
timer
4:00

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Betekenissen van de voorvoegsels:

homo:          gelijk, eender, gemeenschappelijk       homoniem, homogeen

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Naast voorvoegsels zijn er ook
achtervoegsels.



Wat kan is de betekenis van de onderstaande achtervoegsels?
1. Eetbaar                          6. Aquarium
2. Digitaal                         7. Biografie
3. Indiaan                          8. Biologie                    
4. Verzamelaar                9. Hypnose
5. Luiaard                         10. Bibliotheek
timer
4:00

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Betekenissen van de achtervoegsels:

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je nodig om afleidingen te maken?
Woordsoorten.
*zelfstandige naamwoorden
*bijvoeglijke naamwoorden
*werkwoorden
Wat heb je nodig om afleidingen te maken?
Woordsoorten:

*zelfstandige naamwoorden

*bijvoegelijke naamwoorden

*werkwoorden


Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Video

This item has no instructions

Welk woord is een afleiding?
A
Geluk
B
Hergebruiken
C
Tentamen
D
Pennendoos

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Bedenk zelf twee afleidingen en twee samenstellingen.

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Aan de slag
Maak nu de opdrachten van hoofdstuk 5  les 5. 

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je geleerd?

Slide 36 - Open question

This item has no instructions