breuken rekenen ANDZ A en B

Hoe noem je het bovenste getal van een breuk?
A
de noemer
B
de breukstreep
C
de teller
D
de decimale breuk
1 / 29
next
Slide 1: Quiz
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Hoe noem je het bovenste getal van een breuk?
A
de noemer
B
de breukstreep
C
de teller
D
de decimale breuk

Slide 1 - Quiz

Breuken
1/2 deel
3/8 deel
5/6 deel
1/4 deel

Slide 2 - Drag question

Sleep de juiste breuken naar elkaar.
4
6
3
9
12
6
6
4
1   2
    4
2
 1  
 3
2
3

Slide 3 - Drag question


Welke twee breuken zie je hier?
A
1/3 en 3/3
B
1/3 en 2/3
C
1/2 en 2/3
D
1/5 en 1/3

Slide 4 - Quiz

Hoe noem je het onderste getal van een breuk?
A
de breukstreep
B
de noemer
C
de teller
D
het kommagetal

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Deze pizza bestaat uit 4 delen, 1 pizzadeel is .........................
A
1/4 deel
B
2/4 deel
C
3/4 deel
D
4/4 deel

Slide 7 - Quiz

3/6
een kwart

Slide 8 - Drag question

Welke 2 breuken zijn even groot?
A
1/4 en 1/8
B
2/4 en 1/2
C
2/3 en 1/6
D
2/6 en 2/3

Slide 9 - Quiz

4/10 = .../ 5
A
1
B
4
C
2
D
3

Slide 10 - Quiz

gelijkwaardige breuken
gelijknamige breuken
       1/2  en  2/4  
3/6    en    5/6  

Slide 11 - Drag question

4/9 + .................... = 1
A
4/9
B
5/9
C
6/9
D
3/9

Slide 12 - Quiz

2 x 1/3 = .................
A
2 1/3
B
3/2
C
3 1/2
D
2/3

Slide 13 - Quiz


A
5/6
B
3/4
C
11/12
D
3/7

Slide 14 - Quiz

1 flesje cola is
...................... deel
A
1/6
B
1/3
C
6/6
D
2/3

Slide 15 - Quiz

12 stukjes kauwgum,
als ik er 3 op eet
heb ik
....... deel nog over.
A
4/12
B
9/12
C
10/12
D
niets meer over!

Slide 16 - Quiz

Ik heb 5/8 van een taart.
Hoeveel moet erbij om een hele taart te krijgen?
A
1/4
B
8/8
C
1/8
D
3/8

Slide 17 - Quiz

Om breuken te kunnen optellen of aftrekken moeten de breuken....
A
dezelfde teller hebben
B
dezelfde noemer hebben
C
dezelfde teller en dezelfde noemer hebben
D
even groot zijn

Slide 18 - Quiz


breuken aftrekken:
84
-
41
A
62
B
82=41
C
43
D
181

Slide 19 - Quiz

Bij breuken vermenigvuldigen moet je gelijknamig maken:
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Ik wil deze taart verdelen met 4 personen. Ieder krijgt 2/8 deel.
Hoe kun je dit deel ook noemen?
A
1/4
B
8/2
C
1/10
D
2/4

Slide 21 - Quiz

Bij breuken optellen moet je de breuken gelijknamig maken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Breuken op de getallenlijn

Slide 23 - Slide

Welke breuk ligt precies
tussen 2/10 en 6/10 ?
A
3/10
B
4/10
C
5/10
D
7/10

Slide 24 - Quiz

Joost en zijn vier vrienden verdelen 35 snoepjes. Hoeveel krijgt ieder?
A
7
B
9
C
4
D
6

Slide 25 - Quiz

Jan heeft 8 snoepjes en wil dat graag eerlijk verdelen met z'n vriend Tom. Hoeveel snoepjes krijgt ieder?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video