Herhalings-quiz-politiek

Programma
Afronden opdrachten
Oefentoets 
Hele hoofdstuk Politiek maken- controle 6 vragen
Twee toepassingsopdrachten 
Deadline: deze les afgerond
1 / 32
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Programma
Afronden opdrachten
Oefentoets 
Hele hoofdstuk Politiek maken- controle 6 vragen
Twee toepassingsopdrachten 
Deadline: deze les afgerond

Slide 1 - Slide

Bonuscheck
Werkboek 90-100 procent gemaakt van het gehele hoofdstuk
Heb ik het serieus gemaakt? Niet= aanpassen anders geen bonus (0,5 punt)
Toepassingsopdrachten: check je score op Teams - samen minimaal 140 punten

Slide 2 - Slide

Toetsvraag
De regering is het dagelijks bestuur van ons land. Wie zitten er in de regering?
1. De ministers.2. De staatssecretarissen.
3. De leden van de Tweede Kamer.
4. De koning.
A. 1 en 3 zitten in de regering.
B. 1 en 4 zitten in de regering.
C. 2 en 3 zitten in de regering.
D. 2 en 4 zitten in de regering.

Slide 3 - Slide

Welke zijn juist
A
1,2 zijn juist
B
3,1 zijn juist
C
1,4
D
2,4 zijn juist

Slide 4 - Quiz

 Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. In de Tweede Kamer zitten de Kamerleden van de oppositiepartijen en coalitiepartijen.
2. Alle Tweede Kamerleden hebben het recht om een motie van wantrouwen in te dienen.
A. 1 is juist, 2 is onjuist.
B. 1 is onjuist, 2 is juist.
C. 1 en 2 zijn beide juist.
D. 1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 5 - Slide

Welke is/zijn juist?
A
1, 2 zijn juist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 is juist, 2 is onjuist
D
1,2 zijn beiden onjuist

Slide 6 - Quiz

Nederland is een .................
A
Directe democratie
B
Indirecte democratie
C
Zowel A als B zijn juist
D
Zowel A als B zijn onjuist

Slide 7 - Quiz

Dit past niet bij een indirecte democratie
A
Referendum
B
Volksvertegenwoordigers
C
Verdelen van de macht
D
Verkiezingen

Slide 8 - Quiz

Passief kiesrecht betekent dat:
A
Iemand die gaat stemmen
B
Iemand die zich verkiesbaar stelt
C
Iemand die niet gaat stemmen
D
Iemand die niet weet op wie die gaat stemmen

Slide 9 - Quiz

Actief kiesrecht betekent dat
A
Iemand die gaat stemmen
B
Iemand die zich verkiesbaar stelt
C
Iemand die niet gaat stemmen
D
Iemand die zich verdiept in de politiek

Slide 10 - Quiz

Tijdens verkiezingen het meest aanwezig voor een partij in de media
A
minister-president
B
ministers
C
Tweede Kamerleden
D
lijsttrekker

Slide 11 - Quiz

Als je een hoog inkomen hebt dan mag je dit bijna allemaal zelf houden
A
Links
B
Midden
C
Rechts
D
Geen van allen

Slide 12 - Quiz

De overheid heeft de plicht om mensen te helpen die het niet zelf redden
A
Links
B
Midden
C
Rechts
D
Geen van allen

Slide 13 - Quiz

De overheid heeft als belangrijkste taak is om te zorgen voor orde en veiligheid
A
Links
B
Midden
C
Rechts
D
Geen van allen

Slide 14 - Quiz

Willen het verschil tussen arm en rijk verkleinen
A
Links
B
Midden
C
Rechts
D
Geen van allen.

Slide 15 - Quiz

Een waarde die hoort bij de christen-democratie
A
economische-vrijheid
B
macht
C
naastenliefde
D
solidariteit

Slide 16 - Quiz

Uitspraak: Welvaart moet beter verdeeld worden. Welke stroming?
A
Sociaal-democratie
B
Christen-democratie
C
Liberalisme
D
Geen één van allen

Slide 17 - Quiz

Is een liberale partij?
A
PVDA
B
CDA
C
Christenunie
D
VVD

Slide 18 - Quiz

Waaruit bestaat de regering
A
Ministers+Staatsecretarissen
B
Ministers+koning
C
Eerste+ Tweede Kamer
D
Tweede Kamer

Slide 19 - Quiz

Het parlement bestaat uit
A
Tweede Kamer
B
Eerste Kamer
C
Tweede+ Eerste Kamer
D
Minister+koning

Slide 20 - Quiz

De Eerste Kamer wordt
A
Direct gekozen
B
Indirecte gekozen
C
Door Mark Rutte gekozen
D
Niet gekozen

Slide 21 - Quiz

Wie controleert het kabinet?
A
Tweede Kamer
B
Eerste Kamer
C
Parlement
D
Minister-president

Slide 22 - Quiz

De Tweede Kamer roept een minister op het matje. Dit noem je:
A
Recht van interpellatie
B
Recht van amendement
C
Stemrecht
D
Recht van initiatief

Slide 23 - Quiz

De partijen die ook ministers hebben naast Kamerleden noem je
A
Coalitiepartijen
B
Oppositiepartijen
C
Tweede Kamerpartijen
D
Geen één beiden

Slide 24 - Quiz

Wie stemt er als laatste over een wetsvoorstel?
A
De Koning
B
Eerste Kamer
C
Tweede Kamer
D
Minister-president

Slide 25 - Quiz

De belangrijkste wet in ons land is
A
Grondwet
B
Wetboek van Strafrecht
C
Miljoenennota
D
Burgerlijk wetboek

Slide 26 - Quiz

B&W staat voor
A
Een automerk
B
Gemeenteraad
C
Burgemeester& wethouders
D
Burgemeester en werknemers

Slide 27 - Quiz

Wie is de baas van de politie in de gemeente?
A
Korpschef
B
Burgemeester
C
Wethouder
D
Gemeenteraad

Slide 28 - Quiz

Wie controleren de wethouders in de gemeente?
A
Minister-president
B
Gemeenteraad
C
Burgemeester
D
Tweede Kamer

Slide 29 - Quiz

In de provincie heten de volksvertegenwoordigers
A
Gemeenteraadsleden
B
Statenleden
C
Gedeputeerden
D
Commissaris van de koning

Slide 30 - Quiz

Bestuurders in de gemeente noem je
A
Burgemeester
B
Wethouders
C
Gemeenteraad
D
Burgemeester&Wethouders

Slide 31 - Quiz

Hoe is het gegaan?
Heb je veel vragen goed = positief je beheerst ongeveer de helft van de stof
Heb je weinig vragen goed= dan moet je nog het nodige leren

Slide 32 - Slide