In de natuur- en scheikunde bestudeer je natuurverschijnselen om je heen en probeer je ze te begrijpen door het doen van experimenten.
Het gaat om de niet levende natuur.
Slide 2 - Slide
Verschil: stof - materiaal
Stof = waarvan iets gemaakt is. Bijvoorbeeld: benzine, ijzer, papier, hout
Materiaal = is een stof waar je een voorwerp mee kunt maken. Bijvoorbeeld: hout, ijs (maar niet water), steen
Slide 3 - Slide
Materialen
Papier, kunststof en hout zijn materialen. Een materiaal is een stof waarvan je een voorwerp kunt maken. Water en benzine zijn geen materiaal, want je kunt er geen voorwerp van maken.
Slide 4 - Slide
Moleculen en atomen
IJs, water, waterdamp.
IJS
WATER
???
de stof water
in vaste toestand
de stof water
in vloeibare toestand
de stof water
in gasvormige toestand
De toestanden van water
Slide 5 - Slide
1.2
Onderzoeken
Slide 6 - Slide
Wat gaan we doen vandaag?
- Leerdoelen
- Uitleg
- Opdrachten
- Leerdoelen checken
Slide 7 - Slide
Leerdoelen
1.2.1 Je kunt benoemen wat je met je zintuigen kunt waarnemen.
1.2.2 Je kunt beschrijven hoe je voorzichtig aan onbekende stoffen moet ruiken.
1.2.3 Je kunt uitleggen waarom je bij natuurkunde en scheikunde nooit mag proeven van een stof.
1.2.4 Je kunt beschrijven wat de onderzoeksvraag en de conclusie van een onderzoek zijn.
Slide 8 - Slide
Opdrachten 1.2 Onderzoeken
1 t/m 11
Slide 9 - Slide
Waarnemen
Slide 10 - Slide
Voorzichtig ruiken aan een stof
Voorzichtig ruiken doe je zo:
• Houd de fles een beetje van je af.
• Haal de dop van de fles.
• Wuif met je hand boven de fles, zodat de damp wordt verdeeld in de lucht.