2 KB Th. 1.4 Meten

Wat weten we nog van de vorige les?
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat weten we nog van de vorige les?

Slide 1 - Slide

Veiligheidsregels
De veiligheidsregels zijn:
• Luister naar je leraar en doe wat je leraar zegt.
• Niet duwen, trekken of rennen in het lokaal.
• Niet eten of drinken in het lokaal.
• Leg geen tas of andere spullen waar mensen moeten lopen.
• Draag een veiligheidsbril als dat nodig is.
• Bind lang haar in een staart als je met vuur werkt.
• Werk altijd voorzichtig, vooral met scheikundige stoffen.
• Ruik alleen voorzichtig aan onbekende stoffen.
• Proef nooit van stoffen.
• Als er iets fout gaat, dan moet je meteen je leraar waarschuwen.

Slide 2 - Slide

Moleculen en atomen
IJs, water, waterdamp.
IJS
WATER
???
de stof water
in vaste toestand
de stof water
in vloeibare toestand
de stof water
in gasvormige toestand
De toestanden van water

Slide 3 - Slide

Waarnemen

Slide 4 - Slide

1.4

Meten

Slide 5 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
- Leerdoelen
- Uitleg
- Opdrachten
- Leerdoelen checken

Slide 6 - Slide

Leerdoelen
 Je kunt van een aantal meetapparaten uitleggen waarvoor je ze gebruikt.

Je kunt het verschil uitleggen tussen analoge en digitale meetapparatuur.

Je kunt beschrijven wat een grootheid en wat een eenheid is.

Je kunt enkele eenheden naar elkaar omrekenen.

Slide 7 - Slide

Meet apparatuur

• Hoelang iets duurt, meet je met een klok.
• Hoe lang iets is, meet je met een liniaal.
• Hoe warm het is, meet je met een thermometer.
• Hoeveel iets weegt, meet je met een weegschaal.

Slide 8 - Slide

Analoog
De oventhermometer heeft een wijzer die draait langs een plaat met streepjes en getallen. Dit is de schaalverdeling. Meetapparaten met een wijzer en een schaalverdeling noem je analoog. 

Slide 9 - Slide

Digitaal
De koortsthermometer heeft cijfers op een schermpje. Een meetapparaat met cijfers op een scherm noem je digitaal.

Slide 10 - Slide

Eenheid
Je zegt niet: “Ik ben met dit werkstuk 12 bezig geweest.” Je zegt: ‘12 minuten’ of ‘12 uur’ of ‘12 dagen’. De woorden achter 12 noem je de eenheid. De eenheid is de hoeveelheid of maat waarin je iets meet. 

De eenheid geeft het getal een betekenis.

Slide 11 - Slide

Grootheid
Bij tijd kun je verschillende eenheden gebruiken. Bijvoorbeeld minuten, uren, dagen of weken. Dit zijn allemaal eenheden van tijd. Lengte heeft ook zijn eigen eenheden. Zo is de lengte van Melissa 154 centimeter. En is de lengte van het schoolplein 30 meter.

Tijd en lengte zijn de dingen die je meet. Tijd en lengte zijn voorbeelden van grootheden. Een grootheid is een eigenschap die je meet. Iedere grootheid heeft zijn eigen eenheden.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Massa
Met een weegschaal kun je de massa van een voorwerp of van een hoeveelheid stof bepalen. De massa is de hoeveelheid stof in gram (g) of kilogram (kg). 

Slide 14 - Slide

Volume
Cola is een vloeistof. Je kunt meten hoeveel cola in een glas zit. Je meet dan het volume van de cola. Het volume is de ruimte die een vloeistof of een voorwerp inneemt.

Slide 15 - Slide

Vragen?

Slide 16 - Slide

Opdrachten 1.4 Meten
1 t/m 15

Slide 17 - Slide