H2 Trabitour ed. 4.1 - Kapitel 2 Finale

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Finale!

• Das große Finale von Kapitel 2
• Nachrichten mit Quiz

4x Lernsprint

• 10 Minuten vorbereiten
• 5 Min Quiz! 

Lernziele

• Du kennst alle Wörter, die mit Feiern/Festen zu tun haben;
• Du kannst 1. bis 99. auf Deutsch schreiben;
• Du kannst ein Wort zu einem Geschlecht zuordnen;
• Du kannst einen Verb in die richtige Form schreiben;

Aufgabe: Feste und Feiertage 

• Schreibt einen Mindmap;
• Zu zweit / zu dritt;
• Alle woorden/werkwoorden die iets met vieren of feesten te maken hebben;
• 10 Min;
  
• Hilfe? Wörter A B, D+F, G
  
• Dit is je hulpmiddel voor de Quiz! 
  

• Fertig?
• Plauderecke H 2x üben. 

Was ist dein favorites Fest?

Schreibe deine Antwort auf Deutsch.

Welche Feste kennst du?
(z.B. Gautschen)

Schrijf zonder lidwoord
En voer ze per stuk in

Übersetze ins Deutsche:

Pinksteren

Übersetze ins Deutsche:

carnaval

Übersetze ins Deutsche:

oud en nieuw

Übersetze ins Deutsche

versieren

1. schmucken
2. smücken
3. schmukken
4. schmücken

Übersetze ins Deutsche

feliciteren

1. gratulieren
2. gratinieren
3. gratülieren
4. gratilieren

Rangtelwoorden Grammatik E

• (erste)
• zweite
• dritte
• vierte
• enz (er zijn uitzonderingen!)

1-19

20->

• einundzwanzigste
• getal + und + getal + ste

Aufgabe: Ordinalzahlen

• Maak een spiekbrief met max 30 woorden van de rangtelwoorden;
• Selbständig im Stille ;
• 8 minuten spiekbrief inleveren; 
• 2 minuten fluisteren + klaaropdracht ;
  
• Hilfe? Grammatik E (getallen)
  
• Dit is je hulpmiddel voor de Quiz! 
  

• Fertig?
• Fertig? Wörter B lernen. 

Übung online

https://oscarromerotalen.nl/Duits/Oefeningen/Leergang/Kapitel03/Lesrooster-dialoog/Rangtelwoord/RangtelwoordenSporters/RangtelwoordenInvul.htm

Welke rangtelwoorden gaan niet volgens de standaardregel?

1. 7
2. 1,3,7,8
3. 7, 8, 9
4. 3,8,5

Schreibe die Zahl auf Deutsch auf
(3e)
Das ist das __________ mal, das ich es Frage!

Schreibe die Zahl auf Deutsch auf
(28e)
Heute feiere ich mein ____________ Geburtstag.

(7e)

Juli ist der _________ Montag im Jahr.

1. siebte
2. siebente
3. siebete
4. siebenste

Geschlechte

Aufgabe: Geschlechte

• Maak elk groepslid specialist van enkele regels over der/die/das;
• Zu zweit / zu dritt (10m);
• 10 Minuten
• Hardop praten
• Hilfe? Grammatik C (lidwoorden)
  
• Je bent afhankelijk van je buur bij de Quiz! 
  

• Fertig?
• Fertig? Plauderecke C üben. 

Übung online lidwoord

https://lingua.com/nl/duits/grammatica/bestimmte-artikel/

Sleep de juiste uitleg naar het juiste geslacht

Mannelijk (der)

Vrouwelijk (die)

Onzijdig (das)

Persoon of dier (m)

Weekdagen

Maanden

Persoon of dier (v)

Eindigt op -heit, -keit

Eindigt op -ion, -ung

Eindigt op -chen, -lein

Eindigt op -schaft

Eindigt op -e (80%)

'het' woord in NL (80%)

Vul het juiste lidwoord in

..... Mann

1. der
2. die
3. das

Vul het juiste lidwoord in

.... Kuh

1. der
2. die
3. das

Vul het juiste lidwoord in (der, die, das):

Wo hast du ......... Mädchen gesehen?

Vul het juiste lidwoord in

.... Freiheit

1. der
2. die
3. das

Vul de juiste lidwoorden in

Wir sehen uns ...... Spiel gegen ..... deutsche Mannschaft an.

1. die, der
2. das, der
3. der, das
4. das, die

Grammatik E - regelmatig werkwoord

ich

du

er / sie / es

wir

ihr

sie / Sie

Uitgangen

• -e
• -st
• -t
• -en
• -t
• -en
• ge stam t

• machen
  
• doen / maken
  

• mach = stam
• mache
• machst
• macht
• machen
• macht
• machen
• gemacht

Grammatik E - regelmatig werkwoord

ich

du

er / sie / es

wir

ihr

sie / Sie

• -e
• -st
• -t
• -en
• -t
• -en
• ge stam t

• Der Mann _______ (kaufen) einen Apfel. 
• Wo ___________ (wohnen) Rita und John?
• Er hat neue Schuhe _____________ (kaufen). 
• Was __________ (machen) du am Sonntag?  
• Frau Runge, wann __________ (feiern) Sie ihren Geburtstag? 

Aufgabe: Geschlechte

• Schrijf een klein schema met de regels voor het vervoegen van een werkwoord. 
• Selbständig;
  
• 10 Minuten
  
• Im Stille
• Hilfe? Grammatik E (werkwoorden)
  
• Je moet dit zelf straks kunnen! 
  

• Fertig?
• Fertig? Plauderecke C üben. 

Übung online lidwoord

https://lingua.com/nl/duits/grammatica/bestimmte-artikel/

Sleep de persoonlijk voornaamwoorden naar de juiste plek

ik

jij

hij

zij

het

men

wij

jullie

zij

U

ich

du

er

sie

es

sie (mv)

ihr

wir

Sie

man

Wat is het onderwerp in deze zin?

Ich gehe morgen nach Hause.

Wat is het onderwerp in deze zin?

Was hat John geschrieben?

Maak de stam van 'machen'
Schrijf zonder streepje!

Vul de juiste werkwoordsvorm in
(kaufen)
Ihr ________ so viele Bierflaschen!

Wähle die richtige Form

schenken
Du _______ deinem Bruder zwei Torten vom Bäcker.

1. schenke
2. schenkst
3. schenkt
4. schenk

Welche Familienmitglieder
kennst du? (z.B. Vater)

Schrijf zonder lidwoord