This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Formatieve toets (Oefenentoets)
2.1 t/m 2.3
Slide 1 - Slide
Uit welke delen bestaat het skelet?
A
schedel, ledematen en armen
B
romp, ledematen, armen en benen
C
schedel,romp en ledematen
D
schedel,romp,ledematen, armen en benen
Slide 2 - Quiz
Wat is een ander woord voor de wervelkolom?
A
rug
B
borstkas
C
ruggengraat
Slide 3 - Quiz
Welke vorm heeft de wervelkolom?
A
s-vorm
B
dubbele e-vorm
C
dubbele s-vorm
D
dubbele c-vorm
Slide 4 - Quiz
Waaruit bestaat de wervelkolom?
A
wervels
B
wervels en het heiligbeen
C
wervels, staartbeen en borstbeen
D
wervels, heiligbeen en staartbeen
Slide 5 - Quiz
Wat zit er tussen de wervels?
A
kraakbeenschijven
B
botten
C
naden
D
gewrichten
Slide 6 - Quiz
Wat wordt er beschermd door onze borstkas (ribben)?
A
maag en nieren
B
hart en longen
C
hersenen
D
darmen en maag
Slide 7 - Quiz
Wat wordt er beschermd door onze schedel?
A
longen
B
hart
C
darmen
D
hersenen
Slide 8 - Quiz
Welke functies heeft ons skelet?
A
vormgeven, bescherming en stevigheid
B
vormgeven, stevigheid en beweging
C
beweging, vormgeven, stevigheid en bescherming
D
alleen maar beweging
Slide 9 - Quiz
Door welk deel van het gewricht wordt gewrichtssmeer gemaakt?
A
Gewrichtsbanden
B
Gewrichtskapsel
C
Gewrichtskogel
D
Kraakbeen
Slide 10 - Quiz
Wat voor gewricht zie je op het plaatje?
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
rolgewricht
D
draaikogelgewricht
Slide 11 - Quiz
Welke spier wordt langer bij de beweging, die de pijl aangeeft?
A
De opperarmspier
B
De armbuigspier
C
Beide spieren
D
De tegenovergestelde spier van de armbuigspier.
Slide 12 - Quiz
Als ik mijn arm buig, is de armbuigspier dan lang en dun?
A
nee
B
ja
Slide 13 - Quiz
Hiernaast zie je schematisch de botten en spieren van een bovenarm. Wat gebeurt er al je de arm verder buigt?
A
De armbuigspier wordt korter
De armstrekspier wordt korter
B
De armbuigspier wordt korter
De armstrekspier wordt langer
C
De armbuigspier wordt langer
De armstrekspier wordt korter
D
De armbuigspier wordt langer
De armstrekspier wordt langer
Slide 14 - Quiz
Is de volgende zin juist of onjuist: "Een ander woord voor armbuigspier is triceps."
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quiz
Als de armbuigspier samentrekt wordt hij:
A
langer en dunner
B
langer en dikker
C
korter en dikker
D
korter en dunner
Slide 16 - Quiz
Je haalt kalkzouten uit een bot. Het bot wordt hard en breekbaar.
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quiz
Hoe heet het groene bot?
A
Sleutelbeen
B
Dijbeen
C
Schoudergordel
D
Schouderblad
Slide 18 - Quiz
Hoe heet bot nr 3?
A
Bovenarm
B
Opperarmbeen
C
Dijbeen
D
Opperarmbot
Slide 19 - Quiz
een bot is stevig door
A
cement
B
lijmstof
C
been
D
kalk
Slide 20 - Quiz
Een bot zonder kalk
A
breekt snel
B
is heel buigzaam
Slide 21 - Quiz
Hoe heet bot nr 9?
A
Dijbeen
B
Kuitbeen
C
Scheenbeen
D
Knieschijf
Slide 22 - Quiz
Hoe heet bot nr 3?
A
Bovenarm
B
Opperarmbeen
C
Dijbeen
D
Opperarmbot
Slide 23 - Quiz
Een bot zonder lijmstof
A
breekt snel
B
is heel buigzaam
Slide 24 - Quiz
Een bot is stevig door
A
cement
B
lijmstof
C
been
D
kalk
Slide 25 - Quiz
Welk bot is gebroken?
A
Rib
B
Schouderblad
C
Sleutelbeen
D
Borstwervel
Slide 26 - Quiz
Waaraan zitten pezen vast?
A
Spiervezels
B
Huid
C
Bot
D
Cellen
Slide 27 - Quiz
Is de volgende zin juist of onjuist: "Je haalt lijmstof uit een bot. Het bot wordt dan zacht en buigzaam."
A
Juist
B
Onjuist
Slide 28 - Quiz
Kraakbeen zorgt ervoor dat
A
een gewricht kan bewegen
B
het bot niet zo snel slijt en botten soepel kunnen bewegen
C
een bot stijf is
D
stevigheid van een gewricht
Slide 29 - Quiz
Je ziet hier een gewricht. Nummer 3 is..
A
bot
B
beenweefsel
C
kraakbeen
D
gewrichtssmeer
Slide 30 - Quiz
Wat zit er aan het eind van een kippenbot uit de poot van de kip?
A
bot
B
huid
C
kraakbeen
D
spier
Slide 31 - Quiz
Om de botten van het skelet te kunnen zien, laten specialisten in ziekenhuizen vaak een röntgenfoto maken. In de afbeelding zie je een röntgenfoto.
Welk bot is met nummer 1 aangegeven? (bovenste streepje)
A
Rib
B
Borstbeen
C
Opperarmbeen
D
Schouderblad
Slide 32 - Quiz
Waarom breken oudere mensen sneller een bot?
A
Ze hebben meer kraakbeen
B
Ze hebben meer lijmstof in hun botten
C
Ze hebben meer kalk in hun botten
D
Ze hebben minder kraakbeen
Slide 33 - Quiz
Van twee varkens wordt bepaald hoeveel lijmstof een rib bevat. De rib van varken P blijkt veel meer lijmstof te bevatten dan de rib van varken Q. Hieruit blijkt dat varken P ouder is dan varken Q.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 34 - Quiz
Een varken is een
A
Topganger
B
Zoolganger
C
Teenganger
Slide 35 - Quiz
Welk 2 dieren horen bij de amfibieën?
A
Kikker en Slang
B
Slang en Pad
C
Kikker en Pad
D
Schildpad en Salamander
Slide 36 - Quiz
Welke dieren zijn gewervelde dieren? Er zijn 2 antwoorden goed.
A
inktvis
B
krokodil
C
regenworm
D
slang
Slide 37 - Quiz
Grafieken maken
Staafdiagram en lijngrafiek
-Assen
-Groot- en eenheid
-Legenda
Slide 38 - Slide
Wat voor diagram is dit?
A
Cirkeldiagram
B
Lijndiagram
C
Staafdiagram
D
Geen idee
Slide 39 - Quiz
In het bos heb je 20% vogels, 40% bomen en 60 % mos. Welk diagram gebruik je?