Future tense will/going to

Welcome B2C
English class
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welcome B2C
English class

Slide 1 - Slide

Lesson goals

By end of this class:
  1. I can write about the future.




Slide 2 - Slide

Future tense:
write sentences to talk
about things happening in
the future.

Slide 3 - Mind map

THE FUTURE TENSE :
(will / (am/is/are) + going to / present simple)

Slide 4 - Slide

Future tense/ toekomende tijd
3 manieren:
  1. will (aanbieden/beloven/aankondigen/voorspellen)
  2.  (am/is/are) + going to (iets van plan zijn/bewijs dat het gaat gebeuren)
  3.  present simple (vaste tijden/ roosters/ dienstregelingen/ reisschema's)

Slide 5 - Slide

Future tense / Toekomende tijd met will
(iets aanbieden, beloven, aankondigen, voorspelling)
  • Gebruik je om te zeggen dat iets in de toekomst zal gaan gebeuren. In het Nederlands gebruik je vaak zal of zullen:
  • Grammaticaregel: will + hele werkwoord
Bijvoorbeeld:
  • In the future people will travel to the moon by shuttle bus. (Voorspelling)
  • I will call you right back, I promise. (Beloven)
  • I will help you with your homework. (Iets aanbieden)
  • I will reach home at 9 pm. (aankondigen)

Slide 6 - Slide

Toekomende tijd met to be going to 
(iets (van plan om te) gaan doen of bewijs dat het gaat gebeuren)
Gebruik je om te zeggen dat je iets van plan bent. In het Nederlands gebruik je vaak gaan:
  • I am going to do some shopping this afternoon.
  • They are going to  play tennis tomorrow.

Je gebruikt to be going to ook als je zeker weet dat iets gaat gebeuren omdat je er bewijs voor hebt.
  • Look at those dark clouds! It is going to rain.
  • My aunt is pregnant. She is going to have a baby.

Slide 7 - Slide

Toekomende tijd met present simple 
(vaste tijden, roosters, dienstregelingen en reisschema's)
Gebruik je voor:
vaste tijden / roosters / dienstregelingen / reisschema's

  • The train leaves at four.
  • School starts at 8:25
  • At 11 o'clock we have a break.
  • The shops close early on Saturday

Slide 8 - Slide

Future tense: will
I think that the weather .............. fantastic tomorrow. (to be)

Slide 9 - Open question

Future tense: will
Sure! I ................ you a slice of pizza. (to get)

Slide 10 - Open question

Future tense: will
Write sentences using the clues:
(nice day/ tomorrow)

Slide 11 - Open question

Future tense: will
Write sentences using the clues:
(hope/ come/ my party/ next weekend)

Slide 12 - Open question

Future tense: will
Write sentences using the clues:
(Jim/ says/ help us)

Slide 13 - Open question

Wat heb je geleerd?
Waarover ging de les?

Slide 14 - Mind map

Terugkijken naar de les
  • Wat heb je vandaag geleerd?
  • Heb je een vraag over iets dat je niet zo goed hebt begrepen.
  • Evaluatie: hoe is de les gegaan

Slide 15 - Slide

Homework
Oef. 56 a & b, 58, 59 a & b
Blz. 42-45

Slide 16 - Slide