1 h/v Oefentoets pww 2 2022 (chap 1 gram, chap 2 alles, chap 3 ABCD)
1 / 23
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Breng de juiste vormen van de werkwoorden op -er bij elkaar
tu
il/elle/on
je
ils/elles
vous
stam + ons
stam + ez
stam + ent
stam + e
stam + es
stam + e
nous
Slide 2 - Drag question
j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
Hoe ging het werkwoord AVOIR ook weer?
ai
as
a
avons
avez
ont
Slide 3 - Drag question
Sleep de juiste vormen naar elkaar.
suis
es
est
sommes
êtes
sont
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
Slide 4 - Drag question
Complétez
Noteer de juiste vorm van het werkwoord dat voor de zin staat.
hebben Elles ...... un petit frère.
Noteer de juiste vorm van het werkwoord dat voor de zin staat.
hebben Elles ...... un petit frère.
Slide 5 - Open question
Complétez
Noteer de juiste vorm van het werkwoord dat voor de zin staat.
hebben Nous ...... une grande voiture.
Noteer de juiste vorm van het werkwoord dat voor de zin staat.
hebben Nous ...... une grande voiture.
Slide 6 - Open question
Complétez
Noteer de juiste vorm van het werkwoord
dat voor de zin staat.
zijn Tu ...... au collège?
Noteer de juiste vorm van het werkwoord
dat voor de zin staat.
zijn Tu ...... au collège?
Slide 7 - Open question
Complétez
Noteer de juiste vorm van het werkwoord
dat voor de zin staat.
zijn Vous ...... à la grande place?
Noteer de juiste vorm van het werkwoord
dat voor de zin staat.
zijn Vous ...... à la grande place?
Slide 8 - Open question
Complétez
Noteer de juiste vorm van het werkwoord
dat voor de zin staat.
kijken naar Yvette ...... un bon film.
Noteer de juiste vorm van het werkwoord
dat voor de zin staat.
kijken naar Yvette ...... un bon film.
Slide 9 - Open question
Complétez
Noteer de juiste vorm van het werkwoord
dat voor de zin staat.
houden van Richard ...... la série "Lupin"
Noteer de juiste vorm van het werkwoord
dat voor de zin staat.
houden van Richard ...... la série "Lupin"
Slide 10 - Open question
Répondez en phrase entière:
Tu aimes les pizzas?
Tu aimes les pizzas?
Slide 11 - Open question
Répondez en phrase entière:
Tu es en quelle classe?
Tu es en quelle classe?
Slide 12 - Open question
Répondez en phrase entière:
Il est quelle heure? 0.30
Il est quelle heure? 0.30
Slide 13 - Open question
Répondez en phrase entière:
Où est la boulangerie?
Où est la boulangerie?
Slide 14 - Open question
Traduisez:
Elle a faim: un poulet s'il vous plaît!
Elle a faim: un poulet s'il vous plaît!
Slide 15 - Open question
Traduisez:
Mercredi, le collège commence à dix heures moins le quart.
Mercredi, le collège commence à dix heures moins le quart.
Slide 16 - Open question
Traduisez:
Sorry, ik kijk geen tv.
Sorry, ik kijk geen tv.
Slide 17 - Open question
Traduisez:
Ik ben niet dol op frites.
Ik ben niet dol op frites.
Slide 18 - Open question
Traduisez:
Jullie komen niet om 12.00 aan.
Jullie komen niet om 12.00 aan.
Slide 19 - Open question
Les nombres: combinez
sept
dix
quatre
six
un
neuf
cinq
huit
deux
trois
quinze
onze
quatorze
dix-sept
dix-huit
dix-neuf
douze
seize
vingt
vingt-deux
cinquante-cinq
soixante
treize
1
2
3
5
4
6
7
8
9
10
11
17
16
18
20
12
22
13
14
15
19
55
60
Slide 20 - Drag question
Il est deux heures moins le quart.
Il est trois heures cinq.
Il est cinq heures dix.
Il est huit heures vingt-cinq.
Il est huit heures et quart.
Il est dix heures et demie.
Il est six heures moins cinq.
Il est onze heures.
Slide 21 - Drag question
Hoe ging de oefentoets?
😒🙁😐🙂😃
Slide 22 - Poll
Wat moet je nog gaan oefenen en hoe?
