3B H1+2 grammatica en spelling

3B H1+H2 grammatica en spelling
Pak voor je:

- Laptop + Lessonup
- Potlood of pen
Herhaling doelen PTA

- Je kan zinnen in zinsdelen verdelen.
- Je kan de volgende zinsdelen benoemen; persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en het onderwerp.
- Je kan werkwoorden goed spellen (tegenwoordige tijd, verleden tijd, voltooid deelwoord, tegenwoordig werkwoord en infinitief)
- Je kan samengestelde zinnen maken (en de persoonsvormen vinden in samengestelde zinnen).
- Je kan voegwoorden op de juiste manier gebruiken.
- Je gebruikt leestekens en hoofdletters op de juiste wijze.

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3B H1+H2 grammatica en spelling
Pak voor je:

- Laptop + Lessonup
- Potlood of pen
Herhaling doelen PTA

- Je kan zinnen in zinsdelen verdelen.
- Je kan de volgende zinsdelen benoemen; persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en het onderwerp.
- Je kan werkwoorden goed spellen (tegenwoordige tijd, verleden tijd, voltooid deelwoord, tegenwoordig werkwoord en infinitief)
- Je kan samengestelde zinnen maken (en de persoonsvormen vinden in samengestelde zinnen).
- Je kan voegwoorden op de juiste manier gebruiken.
- Je gebruikt leestekens en hoofdletters op de juiste wijze.

Slide 1 - Slide

Noem twee manieren waarop je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.

Slide 2 - Open question

Noteer de persoonsvorm(en)
Lisa loopt naar de winkel en koopt daar een cadeau voor haar moeder.

Slide 3 - Open question

Noteer de persoonsvorm(en)
De kinderen hebben buiten gespeeld, omdat het mooi weer was.

Slide 4 - Open question

Noteer de persoonsvorm(en)
Op de markt kun je allerlei verse groenten kopen.

Slide 5 - Open question

Kies het juiste voegwoord
Ik ga vroeg slapen, ................. ik morgen een belangrijke toets heb.
A
omdat
B
en
C
maar
D
want

Slide 6 - Quiz

Kies het juiste voegwoord
Er waren veel mensen in de winkel, ................... het zaterdag was.
A
want
B
en
C
maar
D
omdat

Slide 7 - Quiz

Kies het juiste voegwoord
Het regende heel hard, ........................ wij buiten aan het spelen waren.
A
omdat
B
en
C
maar
D
terwijl

Slide 8 - Quiz

Welke vraag stel je om het onderwerp in een zin te vinden?

Slide 9 - Open question

Schrijf het werkwoordelijk gezegde (wg) op.

Sarah heeft gisteren een mooie jurk gekocht.

Slide 10 - Open question

Wat is het onderwerp?
Sarah heeft gisteren een mooie jurk gekocht.

Slide 11 - Open question

Noteer alle woorden die met een hoofdletter moeten. (Alleen een spatie ertussen zetten)
utrecht – supermarkt – euro – ahmed – mevrouw de jong – basisschool – theater – kerkplein – boek

Slide 12 - Open question

Knip en plak de zin, zet de hoofdletters, komma's en punten op de juiste plaats.

omdat de brug afgesloten was moest ik omrijden via de shell

Slide 13 - Open question

Schrijf de juiste werkwoordsvorm (tegenwoordige tijd, verleden tijd of voltooid deelwoord).

Hij (brengen) __________________ mij gisteren naar het station.

Slide 14 - Open question


Mijn broer (vinden) __________________ sporten nu helemaal niet meer leuk.

Slide 15 - Open question

Ik heb mijn kamer netjes (opruimen) ______________________.

Slide 16 - Open question

Aan de slag
Maak de oefentoets op papier. Deze moet morgen af zijn!!

Eerste 5 min stil
timer
8:00

Slide 17 - Slide