- minimaal 3 argumenten vóór
- 1 tegenargument met weerlegging
- AUB: argument, uitleg, bewijs/bijvoorbeeld.
Iedereen moet een pluisbolletje bij zich dragen.
Ten eerste biedt zo'n bolletje troost. Het geeft je namelijk een vriend die altijd bij je is (...). Zo voelde Sandra zich altijd blij met haar blauwe vriendje in de broekzak.