Les 2 Betogen havo vwo leerjaar 2


Betogen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


Betogen

Slide 1 - Slide

Les 2


Betoog

Slide 2 - Slide

Wat is een standpunt?
A
De hoofdgedachte van een betoog
B
Het onderwerp van een betoog.
C
Het doel van een betoog
D
De opbouw van een betoog

Slide 3 - Quiz

Wat is een argument?
A
Een feit waarmee je je mening onderbouwt.
B
Een reden waarmee je je mening onderbouwt.

Slide 4 - Quiz

Een goede schrijver bedenkt in zijn betoog al tegenargumenten. Waarom zou hij dit doen?
A
Het haalt zijn eigen stuk onderuit.
B
Hij kan direct aangeven waarom dit niet zo is.
C
Zijn argumenten wegen daardoor zwaarder.
D
Hij houdt wel van een beetje tegengas.

Slide 5 - Quiz

Bedenk een situatie op bijbaantje waarbij je argumenten gebruikt.

Slide 6 - Open question

Een argument...
A
staat in de eerste of de tweede zin van de alinea.
B
is alleen een hoofdzin.
C
wordt aangegeven met een opsommende signaalwoorden.
D
wordt aangegeven met redengevende signaalwoorden.

Slide 7 - Quiz

1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Titel
Inleiding
Standpunt
Eerste argument
Tweede argument
Tegenargument
Weerlegging
Slot

Slide 8 - Drag question

Belangrijk
Zorg ervoor dat de lezer de opbouw van je betoog goed kan blijven volgen:
  • Gebruik signaalwoorden om je argumenten op te sommen (om te beginnen, daarnaast)
  • Om een reden of argument aan te geven (want, daarom, dat blijkt uit, omdat)
  • Om aan te geven dat je een samenvatting of conclusie geeft (kortom, al met al)

Slide 9 - Slide

Bouwplan
Maak voordat je een tekst schrijft altijd een schrijfplan. Hierin schrijf je o.a. op:
* wie gaat je tekst lezen? Voor welke doelgroep is het bedoeld?
* Wat is het doel van je tekst?
* Wat is het onderwerp?
* Wat is de hoofdgedachte?

Slide 10 - Slide

Stap 1
  • Noem bij inleiding het onderwerp en je standpunt.
  • Noem bij middenstuk één voor één de argumenten en een tegenargument.
  • Noem bij slot nogmaals je standpunt, trek een conclusie of vat het samen. 

Slide 11 - Slide

Stap 2
  • Noteer zoveel mogelijk steekwoorden 

Bijvoorbeeld
Onderwerp: de doodstraf
Doel: overtuigen
Hoofdgedachte: De doodstraf moet wereldwijd afgeschaft

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Stap 3
Bedenk de inleiding. 
Omschrijf het onderwerp en kondig je standpunt aan met signaalwoorden zoals:

Ik vind......, 
Ik ben van mening...........

Slide 14 - Slide

Stap 4
Baseer je argumenten op feiten. 
Hiervoor gebruik je bronnen, zoals artikelen uit een krant, om je standpunt te verdedigen.
Let hierbij op:
* de bron
* de auteur
* tijdstip (jaar) van uitgave

Slide 15 - Slide

Stap 5
Gebruik in het middenstuk bij elk nieuw argument signaalwoorden voor een opsomming:

om te beginnen, vervolgens, daarnaast, ook etc.

Slide 16 - Slide

Stap 6
Herhaal in het slot kort je standpunt en gebruik een signaalwoord voor je conclusie:

al met al, kortom, dus etc.

Slide 17 - Slide

Hoe maak je de opbouw van een betoog duidelijk?
A
Je tekst zo kort mogelijk houden
B
Door alles in één tekst te schrijven
C
Door signaalwoorden te gebruiken

Slide 18 - Quiz

In een bouwplan (onderdeel schrijven) leg je de inhoud vast van je tekst.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Opbouw van een overtuigende tekst
Inleiding
Middenstuk
Slot
Standpunt noemen
Conclusie trekken
Onderwerp noemen
Argumenten noemen
Tegenargumenten noemen

Slide 20 - Drag question

Achter 'hoofdgedachte' in het bouwplan geef ik aan wat het standpunt is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Video

Einde

Slide 23 - Slide