1TH het bijvoeglijk naamwoord - VORM

1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een ...

Slide 2 - Open question

Het bijvoeglijk naamwoord

Un garçon français.                     Een Franse jongen.
Une fille française.                       Een Frans meisje.



Slide 3 - Slide

In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord vaak ... het zelfst. nw.

Slide 4 - Open question

Een bijvoeglijk naamwoord dat bij een vrouwelijk woord hoort krijgt een extra ...
A
e
B
s

Slide 5 - Quiz

Ken je dit schema nog?

Slide 6 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Un pantalon rouge.           -->           Une robe rouge.

Un garçon français.          -->           Deux garçons français.
  • Geen extra -e, wanneer het mannelijk enkelvoud al eindigt op een -e.
  • Geen extra -s, wanneer het mannelijk enkelvoud al eindigt op een -s.

Slide 7 - Slide

Kies de juiste vorm:
Elle a une ___ robe.
A
joli
B
jolie

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Le film est ___.
A
intéressant
B
intéressante

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste vorm:
C'est une ___ actrice.
A
grand
B
grande

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Elle a deux chats (m) ___ .
A
noirs
B
noir

Slide 11 - Quiz

Vul de juiste vorm in: Samir et Luc sont deux garçons ... . (français)

Slide 12 - Open question

Vul de juiste vorm in: Ce sont deux appartements (m) ... . (petit)

Slide 13 - Open question

Vul de juiste vorm in: Ma soeur et ma cousine sont .... . (sympathique)

Slide 14 - Open question

Vul de juiste vorm in: Le bureau est ... . (bleu)

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide