Bij 29 maak je de zin af. (schrijf in je werkboek)
bij 30 geef je antwoord op de vragen. je maakt hele zinnen!
bij 32 schrijf je de Duitse vertaling achter de zin.
GEBRUIK DE SPRACHMITTEL OP BLZ 28 OM JE ZINNEN TE MAKEN. Na 10 minuten roep ik een naam en vraag ik de zinnen voor te lezen.