§6.4 Meer of minder productie?

Hoofdstuk 6: Productie en markt
§6.4 Meer of minder productie?
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 6: Productie en markt
§6.4 Meer of minder productie?

Slide 1 - Slide

Vandaag
1. Herhaling §6.3, heb je vragen?
2. Bespreken §6.4
3. Zelfstandig werken en huiswerkcontrole

PROEFWERK H6: DINSDAG 17 MEI

Slide 2 - Slide

Vorige les
  • Concrete markt
  • Abstracte markt
  • Evenwichtsprijs
  • Evenwichtshoeveelheid
  • Marktaandeel

Slide 3 - Slide

Doelen vandaag
  • Je kunt de productiekosten verdelen in vaste en variabele kosten
  • Je kunt uitleggen wat de productiecapaciteit in een bedrijf bepaalt
  • Je kunt uitleggen hoe de arbeidsproductiviteit kan toenemen
  • Je kunt de arbeidsproductiviteit berekenen
  • Je kunt voorbeelden geven van maatschappelijk verantwoord ondernemen 

Slide 4 - Slide

Vaste en variabele kosten
 Vaste kosten
  •  veranderen (voorlopig) niet als je  meer of   minder gaat produceren

KUN JE VOORBEELDEN NOEMEN?
 Variabele kosten
  •  veranderen als je meer of minder gaat produceren

Slide 5 - Slide

kostprijs berekenen 
Neem over in je schrift, staat niet in je boek! Moet je wel kennen!
( Vaste kosten   + variabele kosten )
aantal producten 
 
maak opgave 2 & 3 (5 min)
 

Slide 6 - Slide

Vraag 3a
Vaste kosten: € 7.200.000.
  Variabele kosten: 120.000 × € 240 = € 28.800.000.
  Totale kosten: € 7.200.000 + € 28.800.000 = € 36.000.000.
  Kostprijs per fiets: € 36.000.000 ÷ 120.000 = € 300.

  Variabele kosten: 150.000 × € 240 = € 36.000.000.
  Totale kosten: € 7.200.000 + € 36.000.000 = € 43.200.000.
  Kostprijs per fiets: € 43.200.000 ÷ 150.000 = € 288.
 c - de variabele kosten per fiets zijn gelijk gebleven.
  - de vaste kosten per fiets zijn gedaald.

Slide 7 - Slide

Vraag 3b
Vaste kosten blijven € 7.200.000.
  Variabele kosten: 150.000 × € 240 = € 36.000.000.
  Totale kosten: € 7.200.000 + € 36.000.000 = € 43.200.000.
  Kostprijs per fiets: € 43.200.000 ÷ 150.000 = € 288.

Slide 8 - Slide

Vraag 3c
- de variabele kosten per fiets zijn gelijk gebleven.
  - de vaste kosten per fiets zijn gedaald.

Slide 9 - Slide

PRODUCTIECAPACITEIT 

de maximale hoeveelheid die een bedrijf kan produceren
Wordt bepaald door: 
  • Het aantal mensen dat in het bedrijf werkt
  • Het aantal uren dat zij werken
  • De hoeveelheid kapitaalgoederen (bijv machines).
    Bedrijven streven naar 100% benutte capaciteit!


Slide 10 - Slide

Arbeidsproductiviteit
Productie per persoon in een bepaalde tijd.

In formule:
totale productie per periode : aantal werknemers

  • hoe kan een bedrijf ervoor zorgen dat de arbeidsproductiviteit stijgt?


Slide 11 - Slide

Arbeidsproductiviteit
Kan stijgen door:
  • nieuwe technologie
  • goede arbeidsverdeling
  • scholing
  • prestatieloon
  • betere arbeidsomstandigheden/werksfeer 
NIET: MEER MENSEN AANNEMEN!


Slide 12 - Slide

Arbeidsproductiviteit

Slide 13 - Slide

Maatschappelijke kosten
Maatschappelijke kosten = alle nadelen die de samenleving heeft van een hogere productie bij bedrijven

Slide 14 - Slide

Maatschappelijke opbrengsten
Maatschappelijke opbrengsten = alle voordelen die de samenleving heeft van een hogere productie bij bedrijven
Meer welvaart!
(meer behoeften bevredigen)

Slide 15 - Slide

Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Maatschappelijk verantwoord ondernemen = bedrijven houden rekening met de gevolgen voor mensen en milieu

Slide 16 - Slide

Zelfstandig werken
Doen: maken opgave 2 t/m 11

Vragen? Zacht overleggen met buurman, vinger opsteken

Klaar? maken samenvatting H6, leren H6

Slide 17 - Slide

Herhaling
Maatschappelijke opbrengsten
Maatschappelijke kosten
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Arbeidsproductiviteit
Vaste kosten
Variabele kosten
Productiecapaciteit

Slide 18 - Slide