Thema 4 Voortplanting

Primaire geslachtskenmerken zijn
A
ontstaan pas in de pubertijd
B
al bij de geboorte aanwezig.
1 / 25
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Primaire geslachtskenmerken zijn
A
ontstaan pas in de pubertijd
B
al bij de geboorte aanwezig.

Slide 1 - Quiz

Secundaire geslachtskenmerken
A
ontstaan bij volwassenen
B
ontstaan in de pubertijd

Slide 2 - Quiz

Geslachtskenmerken die bij de man secundair zijn:
A
een balzak en een penis
B
een baard en borsthaar

Slide 3 - Quiz

Secundaire geslachtskenmerken bij een vrouw zijn
A
borsten en bredere heupen
B
een vagina en schaamlippen

Slide 4 - Quiz

Op welke leeftijd begint gemiddeld de pubertijd bij jongens?
A
10 jaar
B
9 jaar
C
15 jaar
D
12 jaar

Slide 5 - Quiz

Op welke leeftijd begint gemiddeld de pubertijd bij meisjes?
A
10,5 jaar
B
9 jaar
C
16 jaar
D
13 jaar

Slide 6 - Quiz

Welke invloed heeft reclame op jongeren vaak?

Slide 7 - Open question

Waar ontwikkelen zaadcellen zich?
A
In het zaadblaasje
B
In de balzak
C
In de teelballen
D
In de prostaat

Slide 8 - Quiz

Waardoor functioneren geslachtsorganen pas vanaf de pubertijd?
A
Doordat hormoonklieren dan pas gaan werken
B
Omdat ze eerst moeten groeien

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

De hypofyse is
A
een hormoonklier bij de geslachtsorganen
B
een hormoonklier in de hersenen

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Zaadcellen worden tijdelijk opgeslagen in de
A
prostaat
B
zaadblaas
C
zaadleiders
D
bijballen

Slide 13 - Quiz

De zaadblaasjes en de prostaat
A
Slaan sperma tijdelijk op
B
voegen vocht toe aan de zaadcellen

Slide 14 - Quiz

Sperma komt naar buiten
A
bij de prostaat door de urinebuis
B
door de zaadleiders

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Waar vormen de eicellen zich?
A
In de urineblaas
B
In de baarmoeder
C
In de eierstokken
D
In de eileider

Slide 17 - Quiz

Een ovulatie is
A
klaarkomen van een vrouw
B
een eisprong

Slide 18 - Quiz

Een eicel wordt bevrucht in
A
de vagina
B
de baarmoeder
C
de eileider

Slide 19 - Quiz

Bij innesteling is de eicel
A
bevrucht
B
niet bevrucht

Slide 20 - Quiz

Als het goed is nestelt en bevruchte eicel zich in
A
in de vagina
B
in de baarmoeder
C
in de eileider

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Tenslotte: Schrijf wat de maandelijkse cyclus van de vrouw is. Je mag daarbij het boek gebruiken.

Slide 24 - Open question

Oefen online met flitskaarten en of test jezelf vragen.
Hierbij mag je samenwerken.

Slide 25 - Slide