Over Taal blok 2 Woordenschat Hoe gebruik je een woordenboek

Het woordenboek                              
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Het woordenboek                              

Slide 1 - Slide

Wat weet je van woordenboeken?

Slide 2 - Mind map

Lekker lezen!
timer
10:00

Slide 3 - Slide

In een woordenboek zoek je woorden op
bijvoorbeeld: 
Nederlands
Nederlands-Engels
Engels -Nederlands

Slide 4 - Slide

doelen
1) Ik weet hoe een woordenboek in elkaar zit.
2) Ik ken het alfabet (weer).
3)Ik kan woorden op de goede volgorde zetten.
4)Ik kan bedenken DAT ik een woord moet veranderen om op de zoeken.
5) Ik kan bedenken HOE ik een woord moet veranderen om op de zoeken.

Slide 5 - Slide

Hoe staan de woorden in een woordenboek op volgorde?

Slide 6 - Mind map

De woorden staan op alfabet
A eerst en als laatste Z

Zeg tegen elkaar het alfabet op: in tweetallen
Lukt dat nu?

Slide 7 - Slide

ALFABET
A -B-C-D-E-F-G
H-I-J-K-L-M-N-O-P
Q-R-S-T-U-V-W
X-Y-Z
Dit zijn de letters van het alfabet
Weet je het niet (meer)? Maak een foto en leer het!

Slide 8 - Slide

DUS:
Je kijkt naar de eerste letter.
Zijn de eerste letters hetzelfde, dan kijk je naar de tweede:
Appel
Aardbei
Dus eerst aardbei, dan appel

Slide 9 - Slide

en als de eerste 2 hetzelfde zijn
kijk je naar de derde letter:
aardbei
aandeel
aanvragen
Of je moet zelfs nog verder kijken!
aandeel - aanvragen - aardbei
De n is eerder dan de r, d is eerder dan v

Slide 10 - Slide

Je zoekt het woord in de eenvoudigste vorm.

Wat betekent;
LENZEN ?
Staat het misschien in meervoud?
Wat is dan het enkelvoud?
LENS
Dat zoek je dan op.

Slide 11 - Slide

Hij maakt schoon
Is een scheidbaar werk woord
Je zoekt op:
schoonmaken

Slide 12 - Slide

Ik ben flauwgevallen
??????
Wat herken ik?
vallen
wat is flauw?
Hoort het bij elkaar?
Gevallen komt van vallen.
FLAUWVALLEN opzoeken

Slide 13 - Slide

Uitdrukkingen/spreekwoorden in woordenboek:


- vb: de appel valt niet ver van de boom
- Wat is het belangrijkste woord:
- zoek bij dat woord in het woordenboek en daar zul je de uitdrukking vinden

Slide 14 - Slide

Doen:

- Vanaf blz 51: opdracht 2, 3a en 3b, 4, 5, 7, 15
- Klaar: oefenen met woordtrainer/Study Go
- (nakijken opdrachten Lezen)

Slide 15 - Slide

de doelen:
1) Ik weet hoe een woordenboek in elkaar zit.
2) Ik ken het alfabet (weer).
3)Ik kan woorden op de goede volgorde zetten.
4)Ik kan bedenken DAT ik een woord moet veranderen om op de zoeken.
5) Ik kan bedenken HOE ik een woord moet veranderen om op de zoeken.

Slide 16 - Slide