spelling H1

spelling H1
Doel:
  • Je kan de tegenwoordige tijd (tt) van een persoonsvorm spellen.
  • Je oefent met de dicteewoorden
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

spelling H1
Doel:
  • Je kan de tegenwoordige tijd (tt) van een persoonsvorm spellen.
  • Je oefent met de dicteewoorden

Slide 1 - Slide

welke voorkennis heb  je nodig?
Voor deze les moeten jullie in een zin kunnen zien wat het onderwerp en wat de pv van de zin is.

Slide 2 - Slide

opwarmertje
- De hond (vinden) ... met zijn balletje spelen het allerleukst.

Vul het werkwoord op je wisbordje in.

Slide 3 - Slide

uitleg persoonvorm tt - blz. 60
Lees mee in het boek.

Slide 4 - Slide

Let op:
  • Als het onderwerp van de zin in het meervoud staat, dan moet de pv ook in het meervoud staan.
  • In veel zinnen staat er iets anders dan: ik, je, jij, hij, zij, het.
    bijvoorbeeld:
    De ekster
    eet graag zaden. = hij/zij
    Hun gedrag lijkt nergens op. = het
    Er wordt genoeg eten aangeboden. = ...

Slide 5 - Slide

Maak opdracht 3 en 5
Klaar: maak opdracht 1.
Hier moet je ook de leestekens invullen en de hoofdletters aanbrengen.

Alles af: oefen dan de dicteewoorden van blz.63

Slide 6 - Slide

nakijken opdracht 1

Slide 7 - Slide

overhoring dicteewoorden
Schrijf ze op in je schrift.
Zelf nakijken en oefen thuis alleen de woorden die je fout had gespeld.

Slide 8 - Slide

afsluiter
Schrijf op je wisbordje het juiste werkwoord.

Er (branden) ... teveel licht op de gang.

Slide 9 - Slide

HW
Leer de dicteewoorden (blz. 63) en de theorie op blz. 60

Slide 10 - Slide

spelling - les 2
Doel:
  • Je kan alle dicteewoorden foutloos schrijven
  • Je kan de juiste leestekens toepassen
  • Je weet hoe je de pv in de tt moet spellen.

Slide 11 - Slide

programma
  • overhoring dicteewoorden
  • nakijken opdracht 3 en 5 
  • uitleg leestekens
  • aan de slag
  • afsluiter

  • maandag 6 november SO H1.7 en 1.8

Slide 12 - Slide

dictee
Schrijf ze onder elkaar in je schrift.

Markeer de fouten en oefen die thuis nog een paar keer.

Slide 13 - Slide

nakijken opdr. 3 en 5

Slide 14 - Slide

 leestekens 
  1. Wanneer moet je een punt schrijven?
  2. Wanneer moet je een komma schrijven?
  3. Wanneer moet je een uitroepteken schrijven?
  4. Wanneer moet je een vraagteken schrijven?
  5. Wanneer gebruik je aanhalingstekens? 

Slide 15 - Slide

Waarom is het gebruik van leestekens zo belangrijk?

Slide 16 - Slide

Bekijk het schema met de voorbeelden op blz. 61
Maak daarna opdracht 7 en 9

Slide 17 - Slide

afsluiter
Hoe schrijf je het werkwoord in de zin:

- (Worden) ... je omgeving zo echt gered van milieuproblemen?

Slide 18 - Slide

Spelling les 3
Doel: je kan de tt van een persoonvorm goed spellen en weet hoe je leestekens moet gebruiken.

Slide 19 - Slide

programma:
  • opdracht 7 + 9 nakijken - blz. 61
  •  oefentoets maken
  • oefentoets nakijken
    -------------------------------------------------------
  • Fictie

Slide 20 - Slide