leestekens 2

Taalverzorging leestekens 2 - blz. 116
Doel: je weet wanneer je bepaalde leestekens moet toepassen.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Taalverzorging leestekens 2 - blz. 116
Doel: je weet wanneer je bepaalde leestekens moet toepassen.

Slide 1 - Slide

lees de uitleg op blz. 116
Maak opdracht 5 en 6.

We werken in stilte.

Slide 2 - Slide

taalverzorging - les 3
Doel:
Je weet wanneer je leestekens en hoofdletters moet gebruiken.
Je kan de persoonvorm in de tt en vt goed spellen.

Slide 3 - Slide

Waarom zijn leestekens belangrijk?

Slide 4 - Slide

Ik controleer altijd mijn teksten op leestekens en hoofdletters.
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quiz

Ze kinderen (bekokstoven) een gek plan.
A
bekokstoofden
B
bekokstoovden
C
bekokstooften

Slide 6 - Quiz

Kan jij alle taalregels onthouden?
Wat doe je als je niet zeker bent over de spelling?

Slide 7 - Slide

HW nakijken
blz. 115 + 117

Slide 8 - Slide

resultaten SO grammatica
Vrijdag een uurtje bijles grammatica!

Slide 9 - Slide

werkwoordspelling - blz. 110
Doel:
Je weet hoe je de persoonvorm in de tegenwoordige tijd moet spellen.

Belangrijk hierbij is dat je goed ziet welke werkwoorden in de zin een persoonvorm zijn.
-> Hoe zie je dat?

Slide 10 - Slide

Hoe zit dat ook al weer in de tt?
Hele woorkwoord (infinitief): vinden
Ik vind dat ook.
Vind je dat ook? -> waarom alleen een 'd'?
Je/jij/hij/zij/het/u vindt dat ook.
Vindt je tante dat ook? -> waarom 'dt'?
Wij/jullie/ zij vinden dat ook.

Slide 11 - Slide

persoonvorm in de vt:
Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank.
Schrijf ze op zoals je ze hoort.

Ik vond dat ook.
Hij mocht dat niet.
Wij deden dat niet.

Slide 12 - Slide

zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank.
Gebruik 't sexy fokschaapje:

Leg deze taalregel eens uit.


Slide 13 - Slide

Ik mis de afslag. -> Ik miste de afslag.

Slide 14 - Slide

Mijn oom (kleden) zich uit.
Hoe schrijf je de verleden tijd?
A
kleedte
B
kleedde
C
klede

Slide 15 - Quiz

maak opdr. 1 en 2 - blz. 110

Slide 16 - Slide

Werkwoordspelling: voltooid deelwoord en onvoltooid deelwoord.
Doel:
  • Je weet hoe je een voltooid deelwoord schrijft
  • je weet wat een onvoltooid deelwoord is.

Slide 17 - Slide

programma
  1. nakijken opdr. 1 en 2
  2. uitleg blz. 112
  3. aan de slag 

Slide 18 - Slide

klassikaal opdr. 6
blz. 112

Slide 19 - Slide

zelfstandig
opdr. 7 en 8

Slide 20 - Slide

jullie tijdschrift
Stuur deze week de eerste versie op om te kijken of dit lukt.
Moeten jullie er nog aan werken, stuur dan na de vakantieweek versie 2.

Slide 21 - Slide