TL4 Taalverzorging H1+2 (herhaling) zonder ww-spelling

Taalverzorging H1+2
H1:leestekens en hoofdletters
ww-spelling (apart)
formuleren: congruentie
H2: aan elkaar of los
ww-spelling: meerdere pv's in een zin 
woordvolgorde
 Nieuw: formuleren: samentrekking
1 / 56
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 56 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Taalverzorging H1+2
H1:leestekens en hoofdletters
ww-spelling (apart)
formuleren: congruentie
H2: aan elkaar of los
ww-spelling: meerdere pv's in een zin 
woordvolgorde
 Nieuw: formuleren: samentrekking

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoofdletters en leestekens
hoofdlettersenleestekenszijnbestwelbelangrijkwantdiezorgenervoordateentekstprettigleesbaarisalsiedereenmaarwatdoetdanwordjehelemaalgekiederekeerdatjezoietsalsditvoorjeneuskrijgttoch

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Je hebt al eerder geleerd:
Wanneer je een hoofdletters, een punt, een komma of een dubbele punt gebruikt.

Toch?


ff checken!

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Bij merknamen
B
Bij rivieren
C
Bij seizoenen
D
Bij namen van bedrijven

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Welke is juist? Bij de aanhef van een brief/e-mail.
A
Mevrouw Van Dijk
B
Mevrouw van Dijk

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer gebruik je een komma?
Kies meerdere antwoorden.
A
vóór een voegwoord
B
tussen twee persoonsvormen
C
na een uitroep
D
a, b en c

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer gebruik je een dubbele punt?

Slide 7 - Mind map

This item has no instructions

Dubbele punt
Bij een uitleg: 

De school is al drie dagen dicht: het dak is ingestort, de directeur is verdwenen en er is brand uitgebroken in vijf lokalen.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Veelgemaakte fout:
Ik vind veel dingen lekker, zoals: pizza en patat.

Zo moet het wel:

Ik vind veel dingen lekker, zoals pizza en patat.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Neem het citaat over en plaats de benodigde leestekens.
Waar woon jij dan vroeg peter

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Check
'Waar woon jij dan?', vroeg Peter.
of:
'Waar woon jij dan?' vroeg Peter.

Het mag ook met dubbele aanhalingstekens, als je maar met dezelfde opent en sluit. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Klaas zei ik woon in zuid afrika
(plaats hoofletters en leestekens)

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

check:
Klaas zei: 'Ik woon in Zuid-Afrika.'

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Marion zegt dat het heel ver weg is.

Is dit ook een citaat?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Check: Ik kan een citaat correct opschrijven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

This item has no instructions

Congruentie
Wat is dat eigenlijk?

Doelen:
  1. Je weet wat congruentie is
  2. Je kunt congruentiefouten herkennen
  3. Je kunt schrijven zonder congruentiefouten te maken.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Kijk eens naar de volgende zinnen:
  1. De media schrijft veel over fatbikes.
  2. Harddrugs wordt al jaren illegaal verkocht.
  3. De Verenigde Staten is begonnen burgers te evacueren. 

Wat klopt hier niet? (denk aan het hartje: pv ow)
Hoe moet het wel?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Congruentie=
Congruentie houdt in dat het getal (meervoud of enkelvoud) van het onderwerp overeen komt met het getal van de persoonsvorm (het werkwoord). 
Je schrijft bijvoorbeeld: 'De leraar schrijft op het bord', en 'De leraren schrijven op het bord'

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Nog een voorbeeld
Soms staan het onderwerp en de persoonsvorm ver uit elkaar. Dan gaat het sneller mis:

De oplichter keek erg opgelucht toen de rechters hem uiteindelijk strafte met een korte gevangenisstraf.

Wat klopt hier niet?

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Ik kan congruentiefouten herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

This item has no instructions

Aan elkaar of los? (H2)
Dat maakt soms nogal een verschil!

Doel:
Je kunt woorden die aan elkaar horen correct spellen.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Spelling algemeen:
- Je weet hoe je samenstellingen maakt en wanneer je een tussenletter gebruikt.
- Je weet wanneer je een apostrof (hoge komma) gebruikt.
- Je weet wat een samentrekking is.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

Wat moet je hier doen???

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Aan elkaar:
  • samenstellingen: familiezwembad, coronapatiënt 

  • splitsbare werkwoorden: bijkomen, opruimen, oversteken, nakomen, uitslapen
  • voorzetsels met -er, daar-, hier-, waar-: ermee, hiervoor, waarmee etc.
  • getallen: vijfendertig, achtentwintig, drieduizend

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Koppelteken
Dat is gewoon een streepje tussen twee woorden.
Functie: zorgt ervoor dat het woord uit te spreken is.

karate-examen
na-apen
informatie-uitwisseling

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Trema
Onderzeeër
geïrriteerd

Gebruik je ook om de uitspraak aan te geven.

Meestal geen samenstelling (bij koppelteken meestal wel).
 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Hoe schrijf je: drieentwintig
A
drie-en-twintig
B
drieëntwintig
C
drietwintig
D
drieeentwintig

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je: beinvloeden
A
be-invloeden
B
beïnvloedden
C
beïnvloeden
D
beinvloeden

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je: geinteresseerd
A
geinteresseerd
B
geïntereseerd
C
ge-interesseerd
D
geïnteresseerd

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je: autoonderdelen
A
autoonderdelen
B
auto-onderdelen
C
autonderdelen
D
autoönderdelen

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je: astmaaanval
A
astmaanval
B
astmaáanval
C
astma-aanval
D
stamaanval

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je: stereoinstallatie
A
stereo-installatie
B
stereoinstalatie
C
stereoïnstalatie
D
stereo-instalatie

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Ik weet welke woorden aan elkaar of los moeten worden geschreven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

This item has no instructions

Nog lastig?
Je kunt oefenen op cambiumned.nl

https://www.cambiumned.nl/theorie/spelling/spellingsregels/aan-elkaar-of-los/ 

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Formuleren: Woordvolgorde
In samengestelde zinnen
en 
uitdrukkingen

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Een samengestelde zin
wat is dat ook alweer???

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

check
Een zin met meerdere persoonsvormen.

Gister gingen we uit eten en daarna liepen we samen naar huis.

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Uitdrukkingen
Je mag de woordvolgorde niet veranderen!

Je mag een gegeven paard niet in de bek kijken.

Met veel kunst- en vliegwerk.

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Formuleren: samentrekking
Om overbodige herhalingen te voorkomen, kun je soms een stukje weglaten in een zin.
Dan trek je twee stukken samen, oftewel een samentrekking.

Ik drink graag koffie, maar Rohan drinkt liever thee.
Ik drink graag koffie, maar Rohan liever thee.

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Foutieve samentrekkingen:

  1. Zijn broek kost 80 euro en vind ik niet mooi.

2. Er wordt een verkeersdrempel aangelegd en huizen gebouwd.

3. De boot was goed uitgerust en de bemanning ook.

Wat gaat hier fout?

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

1. Zijn broek kost 80 euro en vind ik niet mooi.
Wat gaat fout?
'zijn broek’ is in de eerste zin onderwerp en de tweede zin lijdend voorwerp
(de grammaticale functie is niet hetzelfde)

Hoe moet het wel? Met een verwijswoord als voegwoord:
"Zijn broek kost 80 euro, maar ik vind hem niet mooi."
Met twee losse zinnen:
"Zijn broek kost 80 euro. Ik vind hem niet mooi."


Slide 45 - Slide

This item has no instructions

2. Er wordt een verkeersdrempel aangelegd en huizen gebouwd.
Wat gaat hier fout? Congruentie!

na ‘en’ moet worden ingevoegd worden

De grammaticale vorm klopt niet: enkelvoud/meervoud
verkeersdrempel = enkelvoud en huizen = meervoud

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

3. De boot was goed uitgerust en de bemanning ook.
Wat gaat fout?

Uitgerust heeft hier twee keer een andere betekenis.

De uitrusting van de boot gaat over spullen/onderdelen.
De bemanning is uitgerust en dus niet moe. Uitrusten is hier een werkwoord.

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Goed of fout?

De pizza is klaar en gaan we meteen opeten.
A
goed
B
fout

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions



De pizza is klaar en gaan we meteen opeten.
FOUT

want: in het eerste stuk van de zin is de pizza het onderwerp en in het tweede gedeelte (na 'en') niet (lijdend voorwerp). Deze mag niet ineens ook onderwerp worden. Dus je gebruikt een verwijswoord.
Correct: De pizza is klaar en we gaan hem meteen opeten.

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

goed of fout?

In Villa Kakelbont wordt niet meer zelf gekookt, maar nog wel maaltijden geserveerd.
A
goed
B
fout

Slide 50 - Quiz

This item has no instructions

In Villa Kakelbont wordt niet meer zelf gekookt, maar nog wel maaltijden geserveerd.
FOUT!
enkelvoud/meervoud

Zo moet ie wel:
In Villa Kakelbont wordt niet meer zelf gekookt, maar worden nog wel maaltijden geserveerd.

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

goed of fout?

De kortingsactie geldt in alle HEMA-winkels en ook voor aankopen via de website.
A
goed
B
fout

Slide 52 - Quiz

This item has no instructions

Goed
Dit is geen foutieve samentrekking. In de zin is er geen sprake van een werkelijke samentrekking van zinsdelen, maar een opsomming ( door het woordje "en") van waar de kortingsactie geldt.

Slide 53 - Slide

This item has no instructions

Ik kan foutieve samentrekkingen herkennen en verbeteren.
😒🙁😐🙂😃

Slide 54 - Poll

This item has no instructions

Slide 55 - Link

This item has no instructions

Komma's gebruik je:
1. Voor een voegwoord (want, omdat, dus etc.)
Ik ga naar huis, want ik ben ziek.
2. Tussen twee persoonsvormen
Wie dit kan, mag alvast verder werken.
3. Na een uitroep of naam
Peter, kom even!
Jemig, wat een werk!

Slide 56 - Slide

This item has no instructions