Een maaltijd bereiden en opdienen

Een maaltijd bereiden en opdienen
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Een maaltijd bereiden en opdienen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kunnen jullie:
  • Uitleggen wat duurzaam eten is 
  • Aan de hand van een voorbeeld uitleggen wat verspilling is 
  • Aangeven wat er thuis of op school aan convenience food wordt gebruikt 
  • Uitleggen wat diabetes is 
  • Een voedingstip noemen voor mensen met hart en vaat ziekten

Slide 2 - Slide

Bereidingstechnieken
* frituren
* braden
* smoren
* fruiten
* grillen
* koken
* wokken

Slide 3 - Slide

Bereidingstechnieken
Bakken: open koekepan
Frituren: in de olie/vet
Braden: gesloten pan, heet vet
Fruiten: ui, zacht bakken
Smoren: eigen vocht, beetje boter
Gratineren: korstje in de oven
Grilleren/grillen: garen onder de grill (oven)

Slide 4 - Slide

koken is een gerecht gaar maken in kokend water. 
gratineren is een goudbruin korstje aanbrengen op een gerecht door een laagje geraspte kaas snel te verhitten in de oven
braden is vlees gaar maken in een gesloten pan met heet vet
roerbakken is groente of vlees snel gaar maken door het gerecht te verhitten en om te scheppen op hoog vuur in een open pan met een beetje olie
BEREIDINGSTECHNIEKEN

Slide 5 - Slide

Welk begrip past bij de omschrijving: ‘Gedroogde onderdelen van geurige planten die vooral in tropische gebieden groeien’?
A
Houtige planten
B
Kruidachtige planten
C
Kruiden
D
Specerijen

Slide 6 - Quiz

Voor een recept heb je 0,8 deciliter (dl) water nodig. Op de maatbeker die je gebruikt, staat de maat in milliliters. Hoeveel milliliter water heb je nodig?
A
0,08 ml
B
8 ml
C
80 ml
D
800 ml

Slide 7 - Quiz

Welke snijtechniek is hier toegepast?
A
Brunoise
B
Chinoise
C
Julienne
D
Hakken

Slide 8 - Quiz

Hoe heet het snel klein snijden van producten zoals peterselie of noten?
A
Hakken
B
Raspen
C
Schaven
D
Snipperen

Slide 9 - Quiz

Welke bereidingstechniek wordt hier omschreven?
‘Je smelt in een open pan boter en laat de boter lichtbruin worden. Je schroeit het vlees aan beide kanten dicht. Daarna zet je de temperatuur laag en keer je het vlees regelmatig om.’
A
Bakken
B
Roerbakken
C
Gratineren
D
Stomen

Slide 10 - Quiz

Een product wordt snel en kort gekookt in een kookpan zonder deksel, om ze beetgaar te maken. Hoe heet deze bereidingswijze?
A
Blancheren
B
Glaceren
C
Stomen
D
Stoven

Slide 11 - Quiz

Bij welke temperatuur worden bitterballen gefrituurd?
A
Bij 60° C.
B
Bij 90° C.
C
Bij 100° C.
D
Bij 180° C.

Slide 12 - Quiz

Waarvoor is deze pan het meest geschikt?
A
Aardappelomelet bereiden.
B
Rundvlees stoven.
C
Soep uit blik opwarmen.
D
Stamppot bereiden.

Slide 13 - Quiz

Wat is garneren?
A
Het mooi opmaken/afwerken van gerechten
B
Hetzelfde als dresseren
C
Het op smaak brengen van gerechten
D
Een kooktechniek

Slide 14 - Quiz

Waar bestaat een standaard couvert uit?
A
Bloemen, peper en zout, kaarsje of lichtje
B
Menukaart, tandenstokers, olie en azijn
C
Grote vork, groot mes, grote lepel, servet, side plate en wijnglas
D
Grote vork, groot mes, water glas

Slide 15 - Quiz

Hoeveel gram is een pond?

Slide 16 - Open question

Wat wordt bedoeld met 'mise en place'?

Slide 17 - Open question

Wat is 'textuur'?

Slide 18 - Open question

Wat is het verschil tussen kruiden en specerijen?

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Video

Gezonde maaltijd verzorgen


- maaltijd bedenken binnen een bepaald budget

- boodschappenlijstje maken

- boodschappen doen en opruimen

- maaltijd bereiden

- maaltijd serveren

Slide 21 - Slide

Serveer regels
  1. dragende hand
  2. serverende hand
  3. via rechts serveren
  4. recht voor de gast 
  5. dames voor heren, oudere voor jongere

Slide 22 - Slide

Persoonlijke hygiëne
  • Schone nette kleren
  • Haar goed verzorgt (lang haar vast)
  • Handen wassen
  • Geen kauwgom tijdens serveren of koken
  • De juiste werkhouding



Slide 23 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 24 - Open question