Hoofdstuk 1 identiteit

Het beeld dat iemand van zichzelf heeft
Het deel dat past bij de groepen waar iemand deel van uitmaakt.
Het beeld dat de samenleving heeft van een groep en het beeld dat ze blijvend kenmerkend voor die groep vindt.
Persoonlijke identiteit
Sociale identiteit
Collectieve identiteit
1 / 13
next
Slide 1: Drag question
GeschiedenisVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het beeld dat iemand van zichzelf heeft
Het deel dat past bij de groepen waar iemand deel van uitmaakt.
Het beeld dat de samenleving heeft van een groep en het beeld dat ze blijvend kenmerkend voor die groep vindt.
Persoonlijke identiteit
Sociale identiteit
Collectieve identiteit

Slide 1 - Drag question

This item has no instructions


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'Iedere keer als ik in de spiegel kijk, voel ik me onzeker.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'Mijn vriend en ik hebben dezelfde muzieksmaak, daarom passen we goed bij elkaar.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'Prinses Maxima kan geen afstand doen van haar Argentijnse nationaliteit.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'Die lerares komt sowieso uit de Achterhoek, want ze praat met een accent.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'Ruim een kwart van de homoseksuelen in Nederland krijgt in het openbaar reacties vanwege hun seksuele voorkeur.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wetmatigheid
Kans
Variabele
Zwaartekracht
IQ
De aarde draait om de zon
Spijpelaars vertonen later crimineel gedrag
Sekse
Leeftijd

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions


Om welke vorm van socialisatie gaat het?
'Irma is 19 jaar en woont in Nederland. Irma is in Suriname geboren en heeft daar 1 jaar gewoond. Daarna is ze naar Nederland verhuisd. Doordat ze zo jong naar Nederland is verhuist, voelt ze zich ook echt een Nederlandese en heeft ze nog weinig met Suriname.'
A
Politieke socialisatie
B
Enculturatie
C
Acculturatie

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions


Om welke vorm van socialisatie gaat het?
'Eriks opa en oma komen oorspronkelijk uit Duitsland, maar zijn toen zij nog jong waren naar Nederland verhuist. Hierbij hebben zij zich de Nederlandse cultuur eigen gemaakt.'
A
Politieke socialisatie
B
Enculturatie
C
Acculturatie

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions


Leg het conceptueel model uit

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Soort school
Onderwijs
prestaties kinderen
Soort mediaopvoeding ouders
Mate van gepest worden

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions


Wat is een goede hypothese?
A
Hebben jongens een hoger IQ?
B
Hebben jongens een hoger IQ dan meisjes?
C
Hebben meisjes een hoger of lager IQ dan jongens?
D
Meisjes hebben een hoger IQ dan jongens.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions


Stel een hypothese op bij het conceptueel model

Slide 13 - Open question

Bijvoorbeeld: Hoe meer kilometer en leerling moet afleggen van huis naar school, hoe minder energie een leerling heeft.
Maar ook goed is: hoe meer kilometers... hoe meer energie...
Het gaat er niet om of de hypothese waar is maar of deze toetsbaar is. En als je je fysiek inzet kan dat trouwens ook een positief effect hebben op een positieve inzet tijdens het leren.