Examen 2022 2e tijdvak

Eindexamen 2022 2e tijdvak
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Eindexamen 2022 2e tijdvak

Slide 1 - Slide

Wat neem je mee naar het examen?
Let op:
Bij meerkeuze vragen maar 1 antwoord goed
Geld twee cijfers achter de komma
Berekeningen altijd opschrijven
Kijk op hoeveel decimaal je moet afronden
Als er om een uitleg wordt gevraagd deze opschrijven 

Slide 2 - Slide

1. Welke informatie moet je gebruiken?

2. Hoeveel T-shirts blijven er in Nederland?
Hoeveel is dit gemiddeld per Nederlander?
3. Welke informatie krijg je?
4.Wat weet je over de loonkosten in Nederland en Bangladesh?

1
Importwaarde van Bangladesh € 1.252.461.000
Totale importwaarde € 400.000.000.000
Welke procentsom?

2
Hoeveel is de importwaarde?
Hoeveel is de exportwaarde?Is er dan een tekort of een overschot?
Hoeveel uit Bangladesh en wat kost het?
Hoeveel uit andere landen en wat kost het?
Hoeveel kost het dan per T-shirt.

Slide 3 - Slide

5. Weet je de soorten werkloosheid niet kijk dan naar de video. Of je boek op bladzijden 119 t/m 121
6. Waardoor zouden mensen 
nu juist wel deze duurdere T-shirts
 willen kopen?
7.Negatieve externe effecten? Woordenboek!
Negatieve externe effecten zijn negatieve gevolgen van productie of consumptie voor de welvaart van anderen, zonder dat de producent of consument daarvoor een vergoeding betaalt.

Slide 4 - Slide

7. Abstracte/concrete markt bladzijde 72
Marktvorm paragraaf 3.4 en de video's



8. Homogene en heterogene goederen bladzijde 88 en video's.

Slide 5 - Slide

9. Evenwichtsprijs bladzijde 82.
Omzet bladzijde 78.
10. Vliegtaks wordt in de vraag uitgelegd.
Vraag 1 bladzijde 152 en vraag 2 bladzijden 146, 182 en 184
11. Gebruik video hierboven.
Wat gebeurt er met het aanbod duurder wordt. 
Naar welke kant verschuift de lijn dan?


Hoeveel vluchten worden er verkocht bij de evenwichtsprijs?
Hoeveel omzet levert dit op?

Slide 6 - Slide

12. Wat wordt de nieuwe prijs van een kaartje?
Kijk in de grafiek, hoeveel vliegtickets worden er dan verkocht?
Welke procentsom?
13. Zoek in je woordenboek
incidentele op. Meer weten kijk
naar de video.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

14. Vasten lasten. Geef je geld uit of niet? Welke 2 antwoorden vallen dan als af?
Wat waren hiervoor de uitgaven aan bezoek de dierenarts?
15. Je moet hier berekeningen maken om te weten of het juist of onjuist is.
1.                     Lees verder op de volgende dia
Hoeveel huisdieren zijn postduif of andere vogel?
Hoeveel huisdieren zijn er totaal?
Welke procentsom?

Slide 9 - Slide

2. 

3. 

16. Miljoenen en miljarden
 Welke procentsom?
Hoeveel gezinnen hebben een huisdier en hoeveel gezinnen zijn er?
Welke procentsom?
Hoeveel huisdieren die geen vis zijn, zijn er?
Hoeveel vissen zijn er?
Stelling juist/onjuist?
Een punt om het duidelijk leesbaar te maken.
Staat er een komma dan is er al een nul bezet.
17, 14 miljoen = 17.140.000

Slide 10 - Slide

17. Basisjaar = 100
Je vergelijkt altijd ten opzichten
van het basisjaar. Meer uitleg
op de slide hierna.

18 Boek bladzijde 183.
Let op als ze vragen wat het is
in je antwoord altijd het woord PROCENTEN!!!
Wat valt je op aan de tarieven?
Wat kan dan het enige juiste antwoord zijn?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

19. Wat is omzet en wat is nettowinst?
Boek bladzijde 78.
20. Gebruik de informatiebron.



Nu rustig lezen en uitrekenen.





Slide 14 - Slide

21 Boek bladzijde 112.
Een echte leervraag.
22. Boek bladzijde 112 en
wat kan je doen met aandelen
die je kan verhandelen op de beurs?
Hoe kan je dan rijker worden?

Slide 15 - Slide

23. Vraag & aanbod
  • Vraag naar producten ↓       →      prijs ↓
  • Vraag naar producten ↑      →      prijs ↑
  • Aanbod van producten ↓   →       prijs ↑
  • Aanbod van producten ↑   →       prijs ↓
Ontstaan prijs:
Vraag = Aanbod
Vraag > (groter dan) Aanbod --> prijs stijgt
Aanbod > (groter dan) Vraag --> prijs daalt





Slide 16 - Slide

24. Goed lezen er staat informatie in de opdracht die je niet nodig hebt. 
25. Gebruik de informatiebron. Wat is de vraag?
26. Het antwoord van 1 kan je aflezen in de informatiebron. Dan weet je ook wat 2 moet zijn.
Voor welke prijs heeft hij de aandelen gekocht?
Voor welke prijs gaat hij de aandelen verkopen?
Hoeveel is de gezamelijke arbeidskorting van M en I hoger dan die van Bram.

Slide 17 - Slide

27. Tweeverdieners zonder kinderen is 2 keer 100 omdat het 2 keer 77% is.
Indexcijfer het basisjaar = 100. Het jaar ten opzichte waarvan je de andere jaren vergelijkt.

Slide 18 - Slide

28. Wat is een sociale voorziening?
Wat als een vrouw wel een baan heeft en gaat
scheiden. Formuleer nu een goed antwoord.
29. Wat is zelfvoorziening?Boek bladzijde....

30. Protectiemaatregelen 
boek bladzijde...........

Hoe kan je er voor zorgen dat we zelf genoeg suiker hebben en niet van buiten af hoeven te kopen is de vraag.

Slide 19 - Slide

30. Let op: uitleg in 2 stappen.
1.Uitvoersubsie, hoe werkt?
2.Waarom gaat dit ten koste van de winst van de suikerboeren?
31. Welke procentsom?
32. Productie- en exportlimiet van EU boeren weg. Wat is dan de volgende stap?
33. Wat is er gebeurd met de koers?
Hoeveel zijn de invoerrechten per kilo?

Wat wordt Brazilie dan voor de VS?

Slide 20 - Slide

34. Wat ben je te weten gekomen over een onderpand? Welke invloed zal dit hebben op het risico en de rente?
35. Hypotheek is een lening. Waar zal de bank naar kijken?
36. Welke kosten heeft een
 huiseigenaar die een huurder
niet heeft?

Vaste lasten, andere leningen waarom?

Slide 21 - Slide

37. Lees de 
bron goed. Wat
kom je te weten?
        Wat moet je
nu doen?
Nu de vraag 
beantwoorden met
bron 11.
Het inkomen van Brenda telt maar 60% mee voor de hypotheek.
Het gezamelijke  netto jaarinkomen uitrekenen.

Slide 22 - Slide

38. Een echte leer vraag. Zie boek bladzijde 144. Voor de instanties en hoe economische groei wordt gemeten.
39. Krappe of ruime arbeidsmarkt zit de laatste jaren steeds in het examen! 
Ezelsbruggetje A=B en V=W.

A=B  Aanbod = Beroepsbevolking
V=W Vraag = Werkgelegenheid

Slide 23 - Slide

40. Wat zijn lonen voor bedrijven?
Wat gaat een bedrijf dan doen?
Welke volgorde is dan goed?
41. Wat is technologische ontwikkeling?
Waarom kan er dan minder tekort aan personeel komen?



De hogere loonkosten doorberekenen in de prijs van het product.
Bedrijfskosten
De snelle ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologie, waarbij onder andere machines zelfstandig nadenken, opdrachten van mensen uitvoeren en steeds meer digitale informatie beschikbaar komt, zijn al in volle gang.

Slide 24 - Slide

42. Hoe kan een bedrijf ervoor zorgen dat mensen juist daar gaan solliciteren en niet bij de concurrent?

Slide 25 - Slide