H3G 1-09-2022

1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Start van de les

  • telefoon in hotel
  • boeken, pen en schrift op de tafel
  • start klaar gaan zitten

Slide 2 - Slide

Lernziele
Je hebt 10 minuten in stilte geleerd.
Je kent de woorden van Lektion 1 
Je kunt belangrijke informatie van alledaagse zaken begrijpen.
Je kunt de hoofdlijn begrijpen van een tekst op een website.
Je kunt de voltooid tegenwoordige tijd gebruiken.
Je hebt opdrachten 8,9,10,11,14 gemaakt.

Slide 3 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
Zelfstandig stil : 
10 minuten leren Lektion 1 + zinnen Lektion 3 of 6
 Klassikaal: uitleg Grammatik A
Zelfstandig:  Aufgabe 8,9,10,11 und 14


Slide 4 - Slide

Woordjes leren 
Woorden Lektion 1 stil leren 
timer
10:00

Slide 5 - Slide

Grammatik A: 
grammatica
Ik kan de voltooid tegenwoordige tijd van zowel sterke als zwakke werkwoorden gebruiken
Seite 12

Slide 6 - Slide

haben und sein

Slide 7 - Slide

Das Perfekt ( de voltooide tijd)
Es gibt zwei Sorten :
- Schwache Verben : als de stamklinker niet verandert in de verleden tijd, is het werkwoord zwak. Hierbij eindigt het werkwoord op –t of –et.
- Starke Verben: als de stamklinker wel verandert in de verleden tijd, is het werkwoord sterk. Hierbij eindigt het werkwoord op –en

Slide 8 - Slide

Das Perfekt --> schwach
Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden maak je als volgt:
 
basisregel: ge + stam + t   (gewohnt)
stam op –d of –t: ge + stam + et (gearbeitet)
werkwoorden zoals atmen en regnen: ge + stam + et (geregnet)
werkwoorden op -ieren: stam + t    (studiert)
niet-scheidbare werkwoorden: stam + t (bestellt)

Slide 9 - Slide

Das Perfekt --> stark
Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden maak je als volgt:
basisregel: ge + stam + en gelaufen, gesehen

Veel werkwoorden wijken af van deze basisregel. 
Een lijst van sterke en onregelmatige werkwoorden vind je bij 43 Spickzettel Verben, blz. 89.
 Daar vind je ook het voltooid deelwoord.

Slide 10 - Slide

Let op: 
Veel zwakke en sterke werkwoorden hebben haben als hulpwerkwoord. 
Werkwoorden met een beweging hebben 'sein' als hulpwerkwoord. 

ich bin gelaufen 
wir sind viel gereist

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Scheidbaar / niet scheidbaar
Veel werkwoorden die in het Nederlands scheidbaar zijn, zijn dat ook in het Duits.
Wanneer de klemtoon op het voorvoegsel ligt, is het werkwoord scheidbaar:
• ankommen: de klemtoon ligt op an, daarom is het werkwoord scheidbaar
• erzählen: de klemtoon ligt op zählen, daarom is dit werkwoord niet-scheidbaar

De meeste werkwoorden met een voorzetsel als voorvoegsel zijn scheidbaar (trennbar).
Werkwoorden met voorvoegsels als be-, er-, emp-, ent-, ge- en ver- zijn niet-scheidbaar
(nicht-trennbar).

Slide 13 - Slide

Scheidbaar 
scheidbaar -> ge- tussen voorvoegsel en de stam

Voorbeeld:

zwak: abholen - abgeholt (ophalen)
sterk: aufstehen - aufgestanden (opstaan) 

Slide 14 - Slide

Niet- scheidbaar

niet-scheidbaar -> niet gesplitst en krijgen geen ge- 

Voorbeeld:
zwak: besuchen - besucht (bezoeken)
sterk: empfehlen - empfohlen (aanbevelen)

Slide 15 - Slide

Üben 
Was: Aufgabe 8,9,10 en 11
Wie: zachtjes overleggen
Hilfe:  boek - buurman/buurvrouw - docent
Op it's learning staat Spickzettel Verben
Zeit: 15 Minuten
Resultat: alle opdrachten zijn klaar!
Fertig: Lektion 1 afmaken t/m 14 of de test jezelf
timer
15:00

Slide 16 - Slide

Was haben wir gelernt?
Noem drie dingen die je vandaag hebt geleerd.
Na deze les wil ik:
  • de uitleg nog een keer herhalen/horen
  • meer oefeningen maken.
  • de leerstof thuis herhalen
  • overgaan naar nieuwe leerstof ( want de leerstof begrijp ik)
  • nog iet anders........................

Slide 17 - Slide

Bis zum nächsten Mal!

Slide 18 - Slide