Rekenen_tijd_kalender

REKENEN
leerdoelen:
  • Ik beheers de uitspraak en notatie van een kalender
    (datum: 09-12-2024).
  • Ik weet wat een eeuw is.
  • Ik weet het aantal maanden, weken, dagen in een jaar.


1 / 22
next
Slide 1: Slide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

REKENEN
leerdoelen:
  • Ik beheers de uitspraak en notatie van een kalender
    (datum: 09-12-2024).
  • Ik weet wat een eeuw is.
  • Ik weet het aantal maanden, weken, dagen in een jaar.


Slide 1 - Slide

INTRODUCTIE

Sta op en ga in een rij staan met je klasgenoten.

Zorg dat diegene die als eerste jarig is in het kalenderjaar links staat en daarna diegene die daarna jarig is volgt, etc. 

Slide 2 - Slide

DAG - WEEK - MAAND - JAAR
  • DAG = .... uur

  • WEEK = .... dagen

  • MAAND = .... dagen      .... weken 

  • JAAR  =  .... dagen ..... weken  .... maanden 

Slide 3 - Slide

DAG
  • Bestaat uit 24 uur
  • Elk uur bestaat uit 60 minuten
  • Elke minuut bestaat uit 60 seconden

Slide 4 - Slide

WEEK  
  • Week bestaat uit 7 dagen
  • maandag - dinsdag - woensdag - donderdag - vrijdag - zaterdag - zondag
  • week bestaat uit een werkweek en een weekend.
  • ma - di - wo - do - vr  noemt men een werkweek.
  • za - zo noemt men het weekend. 

Slide 5 - Slide

MAAND
  • 12 maanden per jaar
  • 1 maand heeft 4 weken
  • 1 maand heeft 30 of 31 dagen 
  • behalve februari die heeft 28 dagen.... of 29 = schrikkelmaand 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

MAANDEN 
Januari    01                Juli                07
Februari 02                Augustus   08
Maart      03                September 09
April         04                Oktober       10
Mei           05                November  11
Juni          06                December  12


Slide 8 - Slide

Zet de maanden in de goede volgorde
maand 1
maand 2
maand 3
maand 4
maand 5
maand 6
maand 7
maand 8
maand 9
maand 10
maand 11
maand 12

maart

december

januari

oktober

februari

juni

mei

september

november

april

augustus

juli

Slide 9 - Drag question

NOTITIE VAN MAANDEN 
  • Noteren eerst dag dan maand dan jaar
  • Welke dag is het vandaag? 
  • Welke dagen is het Kerstmis

  • Noteer je eigen geboorte datum.  

Slide 10 - Slide

JAAR 
  • Elk jaar heeft 12 maanden.
  • Elk jaar heeft 52 weken.
  • Elk jaar heeft 365 dagen
  • Elk jaar heeft 4 seizoenen
  • Soms heeft een jaar een schrikkeljaar
  • Elke 10 jaar noemt men decennia.
  • Elke 100 jaar noemt men een eeuw

Slide 11 - Slide

KWARTAAL 
  • Een jaar bestaat uit 4 kwartalen (kwart = 1/4 deel)
  • Elk kwartaal bestaat uit 3 maanden.
  • kwartaal 1 = jan/febr/maart
  • kwartaal 2 = april/mei/juni
  • kwartaal 3 = juli/aug/sept
  • kwartaal 4 = okt/nov/dec

Slide 12 - Slide

Wat is een schrikkeljaar

Slide 13 - Mind map

SCHRIKKELJAAR
  • Een dag extra in het jaar (29 februari).
  • Jaar heeft dan 366 dagen ipv 365 dagen. 
  • Wanneer? Als je het jaar door 4 kan delen

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

SCHOOLJAAR vs KALENDERJAAR
SCHOOLJAAR
 augustus / september - juli

KALENDERJAAR
januari - december 

Slide 16 - Slide

Welke dag is het op 20 mei?

A
maandag
B
dinsdag
C
zaterdag
D
donderdag

Slide 17 - Quiz

Welke dag is het
op 1 0 september?

A
zondag
B
dinsdag
C
zaterdag
D
donderdag

Slide 18 - Quiz

SEIZOENEN
  • Elk jaar heeft 4 seizoenen 
  • Lente (21 maart - 20 juni)
  • Zomer (21 juni - 22 september)
  • Herfst (23 september - 21 december)
  • Winter (21 december - 20 maart)

Slide 19 - Slide

zomer
winter
lente
herfst
Zet op de goede plaats
30 augustus
2 november
16 februari
6 mei

Slide 20 - Drag question

ZOMER- EN WINTERTIJD
  • Twee keer per jaar verzetten we de tijd.
  • Een keer in het voorjaar en een keer in het najaar.
  • Elk jaar een andere datum. 
  • Voorjaar een uur vooruit.
  • Najaar een uur naar achteren (achteruit).

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video