Les 6: hart- en vaatziekten

Les 6: hart- en vaatziekten
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les 6: hart- en vaatziekten

Slide 1 - Slide

Inhoud
-Herhalingsopgaven
- Lesstof hart- en vaatziekten
-Opgave
-Flimpjes

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de oorzaken en gevolgen van hart- en vaatziekten noemen.
  • Je kunt aangeven hoe je de kans op hart- en vaatziekten kunt verkleinen.

Slide 3 - Slide

In de afbeelding hiernaast zie je een schematische tekening van het bloedvatenstelsel.
Welke bloedvaten horen bij de kleine bloedsomloop? Geef ook de namen van deze bloedvaten.

Slide 4 - Open question

In de afbeelding hiernaast zie je een schematische tekening van het bloedvatenstelsel.
In welke bloedvaten bevat het bloed veel zuurstof? Geef ook de namen van deze bloedvaten.

Slide 5 - Open question

Over de buitenkant van het hart lopen de kransslagaders, deze aders horen bij de:
A
Grote bloedsomloop
B
Kleine bloedsomloop

Slide 6 - Quiz

Bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep 0
Bloedfactoren op de rode bloedcellen
Antistoffen in bloedplasma
Sleep de tekst naar de juiste plaats in de tabel
Antigeen A + B
Anti-A
Geen anti-A
Geen anti-B

Antigeen A
Anti-B
Geen antigeen A
Geen antigeen B

Antigeen B
Anti-A
Anti-B

Slide 7 - Drag question

Hiernaast zie je een rode bloedcel met daarop twee verschillende antigenen. Welke bloedgroep past bij deze rode bloedcellen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep 0

Slide 8 - Quiz

In het schema zie je welke bloedgroepen een ontvanger van een bloedtransfusie al dan niet toegediend kan krijgen.
Welke combinatie van bloedgroepen bij een bloedtransfusie is veilig?
A
Donor bloedgroep B en ontvanger bloedgroep A
B
Donor bloedgroep 0 en ontvanger bloedgroep B
C
Donor bloedgroep A en ontvanger bloedgroep B
D
Donor bloedgroep A en ontvanger bloedgroep 0

Slide 9 - Quiz

In het schema zie je welke bloedgroepen een ontvanger van een bloedtransfusie al dan niet toegediend kan krijgen.
Van bloed met welke bloedgroep zal een ziekenhuis de grootste voorraad hebben?
En waarom?
A
bloedgroep AB, kan aan iedereen worden toegediend
B
bloedgroep AB, kan iedere andere bloedgroep ontvangen
C
bloedgroep O, kan aan iedereen worden toegediend
D
bloedgroep O, kan iedere andere bloedgroep ontvangen

Slide 10 - Quiz

Je kunt de bloedgroep van bloed bepalen door bloed te mengen met antistoffen.
Je hebt een buisje met bloed. Je wilt onderzoeken welke bloedgroep het bloed heeft.
Aan een druppel van het bloed voeg je antistof A toe. Het bloed gaat klonteren.
Aan een tweede druppel van het bloed voeg je antistof B toe. Er treedt geen reactie op.
Wat is de bloedgroep van het bloed?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep 0

Slide 11 - Quiz

Hart- en vaatziekten
Het bloed vervoert allerlei stoffen door het lichaam, zoals voedingsstoffen en zuurstof. Ook schadelijke of verslavende stoffen worden door het bloed vervoerd. Daardoor kunnen bloedvaten kapotgaan. 


Slide 12 - Slide

Bloeddruk
De bloedruk is de druk die het bloed uitoefent op de wanden van de slagaders als het wordt rondgepompt. De bloeddruk wordt gemeten met een bloeddrukmeter. Bij toenemende inspanning of al je je opwindt, stijgt de bloedruk tijdelijk. In rust daalt de bloeddruk weer. Een te lage hoge bloeddruk komt vaker voor, en kan wel schadelijk zijn. Oorzaken van te hoge bloeddruk zijn onder andere stress, roken, overgewicht en zout eten. Langdurig hoge bloeddruk beschadigt de wanden van de slagaders.

Slide 13 - Slide

Slagaderverkalking
Als de wand van een slagader beschadigd, kunnen er witte bloedcellen en vette stoffen uit het bloed doorheen dringen. Deze hopen zich op in de wand van het bloedvat. Hierdoor ontstaat een verdikking, die uiteindelijk hard wordt door kalk. Dit noem je slagaderverkalking. 




Het bloedvat wordt nauwer en stijver (minder elastisch). Hierdoor stijgt de bloeddruk. Het hart moet meer kracht leveren om het bloed door de vernauwde bloedvaten te pompen en kan belast raken. Het weefsel achter het vernauwde bloedvat krijgt minder bloed, en dus minder zuurstof. Daardoor werkt het weefsel of orgaan slechter of helemaal niet meer.

Slagaderverkalking is een proces dat jaren duurt en al op jonge leeftijd begint. Iedereen krijgt het uiteindelijk, maar niet iedereen krijgt er ook last van. Door niet te roken, gezond te eten en regelmatig te bewegen verlaag je de kans op slagaderverkalking

Slide 14 - Slide

Hartinfarct
De verdikking wordt meestal niet zo groot dat hij de slagader afsluit. Maar er kunnen wel scheurtjes ontstaan. Als dat gebeurt. stolt het bloed op het scheurtje en ontstaat er een bloedstolsel. Dit kun je vergelijken met een wondje op de huid waar een korstje op komt.  Zo'n bloedstolsel kan de slagader wel snel afsluiten. Ook kan er een stukje van het bloedstolsel afbreken. Dit wordt dan door de bloedstroom meegevoerd. Verderop kan het stolsel terechtkomen in een bloedvat waar het niet doorheen past. Dat bloedvat raakt dan plotseling verstopt.

Gebeurt dit bij een kransslagader van het hart, dan heeft iemand een hartaanval of 
hartinfarct. Een deel van het hart krijgt ineens geevn zuurstof meer en raakt beschadigd.

Slide 15 - Slide

Gezonde leefstijl (1)
Gezond leven verkleint de kans op hart- en vaatziekten. Hart- en vaatziekten is de verzamelnaam voor ziekten aan het hart en bloedvaten. Sommige mensen hebben door erfelijke factoren meer kans op hart- en vaatziekten. Aan deze oorzaak kun je niets doen. Aan andere oorzaken van hart- en vaatziekten kun je meestal zelf wel wat doen. Het allerbelangrijkste is een gezonde leefstijl (zie tips).

Slide 16 - Slide

Gezonde leefstijl (2)
Stress en spanning vergroten de kans op hoge bloeddruk en op hart- en vaatziekten. Stress merk je bijvoorbeeld aan gespannen kaken of gespannen gezicht, een snelle of hoge ademhaling of druk op de borst. Ook uit je emoties of gedrag kan blijken dat je last hebt van stress. Je wordt bijvoorbeeld sneller boos of je voelt je gefrustreerd. Sommige mensen zijn eerder bang of nerveus. Het kan ook zijn dat je bepaalde situaties vermijd of jezelf terugtrekt.

Als je last hebt van spanning of stress, probeer er dan iets aan te doen (zie tips). Ga naar de huisarts als je lange tijd last hebt van stress.

Slide 17 - Slide

Verder lezen
Lees nog eens over hart- en vaat ziekten via deze link:
https://maken.wikiwijs.nl/140683#!page-5087460

Slide 18 - Slide

Slagaderverkalking kan de oorzaak zijn van een hartinfarct.
Wat is slagaderverkalking?

Slide 19 - Open question

Welk bloedvat is bij een hartinfarct aangetast door slagaderverkalking?
A
Aorta
B
Kransader
C
Kransslagader
D
Onderste of bovenste holle ader

Slide 20 - Quiz

Welk gevolg heeft slagaderverkalking voor de bloeddruk?
A
De bloeddruk zal dalen, omdat het bloed gemakkelijk door de slagaders kan stromen.
B
De bloeddruk zal stijgen, omdat het bloed gemakkelijk door de slagaders kan stromen.
C
De bloeddruk zal dalen, omdat het bloed moeilijker door de slagaders kan stromen.
D
De bloeddruk zal stijgen, omdat het bloed moeilijker door de slagaders kan stromen.

Slide 21 - Quiz

De bloeddruk meet je met een bloeddrukmeter.
Een bloeddrukmeter meet de druk tegen de binnenwand van de (1) aders/slagaders .
De bloeddruk kun je het best meten (2) in rust/na inspanning .
Geef zo de antwoorden: 1...
2...

Slide 22 - Open question

In de afbeelding hiernaast zie je de kans op een hartinfarct bij rokers en niet-rokers.
Iemand heeft nooit gerookt. Vul hele getallen in: De kans dat deze persoon een hartinfarct krijgt, is gemiddeld......%. Iemand rookt elke dag een pakje sigaretten. De kans op een hartinfarct is dan ........ keer zo groot als bij iemand die nooit rookt.

Slide 23 - Open question

In één keer stoppen met roken is het meest verstandig. Maar sommige rokers vinden dat zo moeilijk, dat ze besluiten om minder te gaan roken.

Wordt de kans op hart- en vaatziekten kleiner als iemand minder gaat roken? Leg je antwoord uit.

Slide 24 - Open question

Door slagaderverkalking kan de wand van de aorta zwakker worden. Daardoor kan het bloedvat in het onderste deel wijder worden. Op deze plek kan het bloedvat openknappen.
Welke letter uit de afbeelding hiernaast geeft het onderste deel van de aorta aan?
A
Letter P
B
Letter Q
C
Letter R
D
Letter S

Slide 25 - Quiz

Het openknappen van de aorta komt veel vaker voor dan het openknappen van een holle ader.
Waardoor wordt het veroorzaakt?
A
De bloeddruk in de aorta is veel hoger dan die in een holle ader.
B
De bloeddruk in een holle ader is veel hoger dan die in de aorta.
C
De wand van de aorta is dunner dan de wand van een holle ader.
D
Het bloed in de aorta bevat meer zuurstof dan het bloed in een holle ader.

Slide 26 - Quiz

In de afbeelding hiernaast zie je een buitenaanzicht van het hart. Een verstopping van een kransslagader kan gevolgen hebben voor de werking van het hart.
Wanneer zijn de gevolgen het grootst: bij een verstopping op plaats 1 of bij een verstopping op plaats 2? Leg je antwoord uit.

Slide 27 - Open question

Wat gebeurt er bij een herseninfarct?

Slide 28 - Open question

Bij een medisch onderzoek wordt de bloeddruk gemeten. De arts doet een manchet om de bovenarm en pompt de manchet op. De manchet drukt de armslagader dicht. Vervolgens laat de arts de lucht uit de manchet weglopen tot er weer bloed door de slagader stroomt.
Op welke plaats in de afbeelding zal de bloeddruk dan het eerste stijgen?
A
Op plaats 1
B
Op plaats 2
C
Op plaats 3
D
Op plaats 4

Slide 29 - Quiz

Je moet eerst een tijdje rustig blijven voordat je bloeddruk wordt gemeten. Leg uit waarom dit nodig is.

Slide 30 - Open question

Wat verhoogt de kans op een te hoge bloeddruk?
A
vaak bewegen
B
veel stress
C
weinig zout eten

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Lees de tekst ‘Stress op school’ op slide 32.

Joep gaat tot laat in de avond door met leren, omdat hij een goed cijfer wil halen bij een toets.

Is dat een goede oplossing van Joep? Leg je antwoord uit.

Slide 33 - Open question


Op slide 32 staan zeven tips voor het verminderen van stress.

Huiswerkcoach Ankie Remijn laat de leerlingen de telefoon inleveren.
Hierdoor passen de leerlingen tip ... toe.

Slide 34 - Open question

Lees de tekst ‘Stress op school’ op slide 32.

Wat past het best bij een gezonde leefstijl: een huiswerkplanning maken of het huiswerk op het laatste moment maken? Leg je antwoord uit.

Slide 35 - Open question

Lees de tekst ‘Stress op school’ op slide 32.

Heb jij weleens last van stress? Wat doe je om stress te verminderen?

Slide 36 - Open question

Lees de tekst ‘Stress op school’ op slide 32.

Wat zou jouw school kunnen doen om een gezonde leefstijl te bevorderen?

Slide 37 - Open question

Slide 38 - Video