Doel van deze les: herhalen/opfrissen grammatica zinsontleding
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom
Doel van deze les: herhalen/opfrissen grammatica zinsontleding
Slide 1 - Slide
Hoeveel rollen heeft het werkwoord lopen?
A
1
B
2
C
3
Slide 2 - Quiz
Hoeveel rollen heeft het werkwoord uitdelen?
A
1
B
2
C
3
Slide 3 - Quiz
Hoeveel rollen heeft het werkwoord schoonmaken?
A
1
B
2
C
3
Slide 4 - Quiz
Wat is het zelfstandige werkwoord in de volgende zin: De hond heeft met de bal gespeeld.
Slide 5 - Open question
Wat is het zelfstandige werkwoord in de volgende zin: Piet heeft die nacht niet kunnen slapen door het lawaai.
Slide 6 - Open question
Hoe noemen we de rollen 'iemand' en 'iets' in de volgende combinatie: Iemand leest iets.
Slide 7 - Open question
Hoe noemen we de drie rollen van het werkwoord geven? Iemand geeft iets aan iemand.
Slide 8 - Open question
Hoe verdeel je de volgende zin in zinsdelen?
De leuke leerlingen van klas 1 gaan de grammatica samen met de docent herhalen.
A
De leuke leerlingen / van klas 1 / gaan / de grammatica / samen met de docent herhalen.
B
De leuke leerlingen van klas 1 / gaan / de grammatica / samen met de docent / herhalen.
C
De leuke leerlingen van klas 1 / gaan / de grammatica / samen / met de docent / herhalen.
D
De leuke leerlingen / van klas 1 / gaan de grammatica / samen met de docent herhalen.
Slide 9 - Quiz
Wat is het zelfstandige werkwoord in de volgende zin en hoeveel rollen heeft dat werkwoord? De leerlingen zullen alle grammaticaopdrachten moeten maken.
Slide 10 - Open question
Verdeel de zin nu in zinsdelen en benoem elk deel. Benoem ook de persoonsvorm. De leerlingen zullen alle grammaticaopdrachten moeten maken.
Slide 11 - Open question
De leerlingen hebben het huiswerk gemaakt.
Hoe noemen we het zinsdeel 'de leerlingen'?
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde
Slide 12 - Quiz
De leerlingen / hebben / veel vragen / gesteld / aan hun opa en oma / over hun schooltijd.
'aan hun opa en oma' =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 13 - Quiz
Soms / moeten / leerlingen / nu / thuis / de lessen / volgen.
Hoe noemen we de delen 'soms', 'nu' en 'thuis'?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 14 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?
De docent heeft de stof aan de leerlingen uitgelegd.
Slide 15 - Open question
De docent / heeft / de stof / aan de leerlingen / uitgelegd. Benoem de zinsdelen.
Slide 16 - Open question
Hoe noem je de zinsdelen die zijn toegevoegd aan de zin?
De docent / heeft / gisteren / in de klas / de stof / aan de leerlingen / uitgelegd.
Slide 17 - Open question
Zelfstandig werken
Gingen de vragen goed? Vorm met klasgenoten bij wie het ook goed ging een groepje. Jullie kunnen samen het grammaticaspel doen.
Gingen de vragen nog niet zo goed? Schuif aan voor de extra uitleg.