This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Informatie over de projectweek
-Nieuwsgierigheid en kennis
-Respect voor elkaar en voor andere meningen
Uitleg over de voorstelling 'Fok me hokje' + filmpjes bekijken over de voorstelling
Mentorles
17-21 januari
Klassikaal: Quiz waarin je meer kennis krijgt over het thema; steeds een korte nabespreking van de antwoorden.
Wat heb je geleerd?
Wat wil je nog meer weten?
Geen
Slide 2 - Slide
De voorstelling: Fok me hokje
- Binnenkort (maandag 24 januari) ga je naar de voorstelling 'Fok me hokje.'
- De voorstelling is geschreven door jongeren.
- Deze les is de voorbereiding op die voorstelling.
Slide 3 - Slide
Bespreek in tweetallen:
timer
2:00
Slide 4 - Slide
Spreek de antwoorden na.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
1. Wat betekent transgender zijn?
A
Een man die zich verkleedt als vrouw
B
Iemand die zich niet identificeert met het geslacht waarmee diegene is geboren
C
Een vrouw met mannelijke eigenschappen
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Slide
2. Welke stelling is juist?
A
Een trans man is iemand die lichamelijk als meisje is geboren en die in transitie is gegaan om de buitenkant meer te laten kloppen met hoe iemand zich van binnen voelt.
B
Een trans man is iemand die als jongen is geboren en daarna als vrouw door het leven wil.
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
3. Wat betekent 'in transitie gaan' eigenlijk precies?
A
Dat je alle geslachtskenmerken van de andere sekse krijgt.
B
Dat je hormonen krijgt die je lichaam veranderen.
C
Je kan zelf kiezen wat en of je iets aan je lichaam wil veranderen. 'In transitie' betekent dat je het proces aangaat om wie je van buiten bent meer te laten kloppen met hoe je je van binnen voelt.
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Slide
4. Kies je of je homo-, lesbisch-, bi- of heteroseksueel bent?
A
Je kiest er niet voor. Je wordt met een seksuele voorkeur geboren en dit verandert daarna niet meer.
B
Je kiest er wel voor. Je kunt je seksuele voorkeur veranderen.
C
Je kiest er niet voor. Het is meer een ontdekking dan dat het vast staat.
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Slide
5. Op wie val je als je je identificeert als 'panseksueel'?
Slide 17 - Open question
Slide 18 - Slide
6. Welke van de volgende stellingen is waar?
A
Het is de natuur dat soorten zich voort willen planten. Daarom zijn dieren ook altijd heteroseksueel.
B
Ook in het dierenrijk komt homoseksueel gedrag veel voor.
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
7. Wat betekent intersekse?
Slide 22 - Open question
Slide 23 - Slide
8. Iemand die aseksueel is...
A
Heeft nooit seks, maar zou het wel willen.
B
Voelt zelden of nooit seksuele aantrekkingskracht.