Oefenquiz heel hoofdstuk 4 1hv

Oefenquiz heel hoofdstuk 4 1hv
1 / 48
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oefenquiz heel hoofdstuk 4 1hv

Slide 1 - Slide

Wat was het belangrijkste gebouw op het Forum Romanum?
A
Het Colosseum
B
De Senaat
C
De tempel van Jupiter
D
De basilica

Slide 2 - Quiz

Wat was de functie van de basilica?
A
Voor religieuze ceremonies
B
Voor handel en rechtspraak
C
Voor politieke campagnes
D
Voor sportwedstrijden

Slide 3 - Quiz

Waar trokken Romeinse boeren met hun gezinnen heen?
A
Naar het platteland
B
Naar de stad
C
Naar andere landen
D
Naar de bergen

Slide 4 - Quiz

Wat veroorzaakte het voedseltekort in Rome?
A
Te weinig landbouwgrond
B
Oorlog met Gallië
C
Overproductie van voedsel
D
Groeiende bevolking

Slide 5 - Quiz

Met wie ontstond een conflict door voedseltekort?
A
Carthago
B
Griekenland
C
Spanje
D
Egypte

Slide 6 - Quiz

Wat gebeurde er in 146 v.Chr.?
A
De Romeinen verlieten Griekenland
B
Griekenland werd onafhankelijk
C
Rome veroverde Griekenland

Slide 7 - Quiz

Wie werden als slaven meegenomen naar Rome?
A
Griekse geleerden en kunstenaars
B
Egyptische boeren
C
Romeinse soldaten

Slide 8 - Quiz

Wat is de Klassieke cultuur?
A
De Middeleeuwse cultuur
B
De moderne cultuur
C
De Grieks-Romeinse cultuur

Slide 9 - Quiz

Wie waren de leraren van rijke Romeinse kinderen?
A
Griekse geleerden
B
Slaven uit Egypte
C
Romeinse soldaten

Slide 10 - Quiz

Wat kregen de soldaten van het Romeinse leger?
A
Salaris
B
Geen beloning

Slide 11 - Quiz

Wat legden de Romeinen aan in hun rijk?
A
Bochtige wegen
B
Goede rechte wegen

Slide 12 - Quiz

Wat kregen de Bataven in ruil voor hulp?
A
Verbod op handel
B
Directe controle door Rome
C
Een eigen koning
D
Geen belasting betalen

Slide 13 - Quiz

Wat is de Pax Romana?
A
Tijd van oorlog en onrust
B
Romeinse vrede
C
Periode van grote veroveringen
D
Een religieuze beweging

Slide 14 - Quiz

Wat gebeurde er na de diensttijd in het leger?
A
Man werd Romeins burger
B
Man mocht het leger niet verlaten
C
Man moest opnieuw dienen
D
Man kreeg een pensioen

Slide 15 - Quiz

Voor hoe lang werden consuls gekozen?
A
Voor levenslang
B
Voor vijf jaar
C
Voor één jaar

Slide 16 - Quiz

Wat gebeurde er in 509 v.C.?
A
Rome werd een republiek
B
De senaat werd opgeheven
C
Rome kreeg een koning

Slide 17 - Quiz

Wat mochten plebejers elk jaar kiezen?
A
Twee consuls
B
Zeven magistraten
C
Tien volkstribunen
D
Vijftien senatoren

Slide 18 - Quiz

Wat was een belangrijk recht van de volkstribunen?
A
Leiderschap van het leger
B
Recht om oorlog te verklaren
C
Stemrecht in de Senaat
D
Vetorecht op beslissingen

Slide 19 - Quiz

Wie waren de armste mensen?
A
Plebejers
B
Patriciërs
C
Proletariërs
D
Handelaars

Slide 20 - Quiz

Waar woonden de proletariërs?
A
In kastelen
B
In villa's
C
In tenten
D
In een insula

Slide 21 - Quiz

Waar woonden de proletariërs in de insula?
A
Op de bovenste verdieping
B
In het midden
C
Op de begane grond
D
In de kelder

Slide 22 - Quiz

Wat kregen de mensen van het bestuur?
A
Gratis onderwijs
B
Gratis huisvesting
C
Gratis graan
D
Gratis kleding

Slide 23 - Quiz

Wat moesten gladiatoren doen?
A
Zingen voor het publiek
B
Vechten om te overleven
C
Dansen met dieren

Slide 24 - Quiz

Wat kregen gladiatoren na drie jaar?
A
Vrijheid
B
Meer gevechten
C
Een medaille

Slide 25 - Quiz

Waarom organiseerden rijke Romeinen spelen?
A
Voor entertainment
B
Om stemmen te krijgen
C
Voor gratis voedsel

Slide 26 - Quiz

Wat gebeurde toen Caesar terugkwam in Rome?
A
Hij werd tot consul gekozen
B
Hij werd verbannen
C
Hij werd gevangen genomen

Slide 27 - Quiz

Wat ontstond door rivaliteit tussen generaals?
A
Een handelsconflict
B
Een burgeroorlog
C
Een buitenlandse oorlog
D
Een vredesverdrag

Slide 28 - Quiz

Waarom werd Julius Caesar vermoord?
A
Te veel macht
B
Te veel vijanden
C
Te veel vrienden
D
Te weinig steun

Slide 29 - Quiz

Wie won de burgeroorlog na Caesar's moord?
A
Julius
B
Brutus
C
Octavianus
D
Pompeius

Slide 30 - Quiz

Welke eretitel kreeg Octavianus?
A
Augustus
B
Caesar
C
Tiberius
D
Nero

Slide 31 - Quiz

Wat betekent de titel Augustus?
A
De dictator
B
De verhevene
C
De consul
D
De senator

Slide 32 - Quiz

Hoe lang regeerde Augustus?
A
Meer dan veertig jaar
B
Twee jaar
C
Dertig jaar
D
Vijftig jaar

Slide 33 - Quiz

Wat is een kenmerk van het christendom?
A
Rijken zijn beter
B
Iedereen is gelijk
C
Polytheïstische godsdienst
D
Monotheïstische godsdienst

Slide 34 - Quiz

Wat gebeurde er met de handel in het Romeinse Rijk na de problemen in de derde eeuw?
A
Groeit sterk
B
Verhuisde naar het oosten
C
Lag bijna helemaal stil

Slide 35 - Quiz

Waarom vielen Germaanse volken binnen?
A
Door andere volken opgejaagd
B
Om te migreren
C
Om te plunderen
D
Voor handel

Slide 36 - Quiz

In welk jaar kwam Keizer Diocletianus aan de macht?
A
275
B
284
C
250
D
300

Slide 37 - Quiz

Hoe werd het Romeinse Rijk verdeeld?
A
West-Romeins en Oost-Romeins Rijk
B
Oost- en West-Germaans Rijk
C
Noord- en Zuid-Romeins Rijk
D
West- en Midden-Romeins Rijk

Slide 38 - Quiz

Wat gebeurde er met de limes toen Diocletianus keizer was?
A
Er kwamen meer soldaten bij
B
De limes werd volledig opgeheven
C
Limes werd verplaatst naar het zuiden
D
Alleen belangrijke punten werden bewaakt

Slide 39 - Quiz

Wat is een gevolg van de maatregelen vanDiocletianus?
A
Oorlogen werden gestopt
B
Meer soldaten waren nodig
C
Voedselproductie werd verminderd
D
Minder soldaten waren nodig

Slide 40 - Quiz

Wie liet Constantinopel bouwen?
A
Keizer Augustus.
B
Keizer Constantijn.
C
Keizer Nero.
D
Keizer Trajanus.

Slide 41 - Quiz

Wat liet Constantijn vastleggen in een wet?
A
Godsdienstvrijheid
B
Militaire dienstplicht
C
Belastingen verlagen
D
Onderwijs hervormen

Slide 42 - Quiz

In welk jaar werd het christendom de staatsgodsdienst?
A
391
B
330
C
476
D
313

Slide 43 - Quiz

Wat was verboden na 391 in het Romeinse Rijk?
A
Vereren van Grieks-Romeinse goden
B
Het lezen van Bijbels
C
Het bouwen van kerken
D
Het vieren van Kerstmis

Slide 44 - Quiz

Wanneer vielen de Hunnen Europa binnen?
A
Rond 476
B
Rond 300
C
Rond 400
D
Rond 373

Slide 45 - Quiz

Wat deden de Hunnen in Europa?
A
Sloten vrede
B
Handelden vreedzaam
C
Bouwden nieuwe steden
D
Roofden en verwoestten alles

Slide 46 - Quiz

Wie werd in 476 afgezet?
A
De paus
B
De keizer van het West-Romeinse Rijk
C
Een Germaanse koning
D
De keizer van het Oosten

Slide 47 - Quiz

Wat verdween door gebrek aan handel?
A
Kennis van de Klassieke cultuur
B
De kennis van landbouw
C
De kunst van het bouwen
D
De Romeinse taal

Slide 48 - Quiz