Woche 15

H3b Duits, Woche 15
1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 160 min

Items in this lesson

H3b Duits, Woche 15

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Beginopdracht
Versie A
Versie B

Slide 3 - Slide

Diese Woche:
Donnerstag (50 Min.)

Beginopdracht
(Aufgabe 5)
Schreiben: Brief 1
Goethe: lesen (Teil 1/2)
Freitag (50 Min.)

Beginopdracht
Wörterliste D/F
Lesen: Aufgabe 4
Goethe: sprechen (Teil 1)
Montag (50 Min.)

Beginopdracht
Grammatik E:
18, 19, 20
Goethe: hören 
(Teil 1/2)

Slide 4 - Slide

Entdecke die Fehler
der Hauptbanhof
die Bahn = de baan
das ausland
am Schnellsten
overstappen = übersteigen
traumen
zu Fuss gehen 

Slide 5 - Slide

Toetsstof T04 (eindtoets)
Kapitel 6:
- woordjes A, B, D/F & G (blz. 218-219)
- grammatica C + E (blz. 222-223)
Kapitel 7:
- woordjes A, B, D/F & G (blz. 256-257)
- grammatica C + E (blz. 260-261)
+ SCHRIJFVAARDIGHEID

Slide 6 - Slide

Grammatik C: keuzevoorzetsels
Je kent nu al de voorzetsels met de...

3e naamval:

4e naamval:

Slide 7 - Slide

Grammatik C: keuzevoorzetsels
Er is nog één rijtje voorzetsels dat je moet kennen:

de keuzevoorzetsels

Hier moet je een keuze maken of je de 3e óf de 4e naamval gebruikt. Die keuze hangt af van...

Slide 8 - Slide

Grammatik C: keuzevoorzetsels
- Is er in de zin sprake van een tijdstip of plaats? (wann?/wo?)
Gebruik dan de 3e naamval.

--> Ich liege auf d___ Wiese.
--> In ein___ Woche fahre ich nach Berlin.
--> Paul sitzt zwischen sein___ Brüder___.
--> Das Bild hängt an d___ Wand.

Slide 9 - Slide

Grammatik C: keuzevoorzetsels
- Is er in de zin sprake van een beweging? (wohin?)
Gebruik dan de 4e naamval.

--> Ich lege mich auf d___ Couch.
--> Paul setzt sich zwischen sein___ Brüder___.
--> Die Lehrerin hängt das Poster an d___ Tür.
Onthoud: Verandering = Vierde naamval

Slide 10 - Slide

Grammatik C: keuzevoorzetsels
H = hinter (= achter)
V = vor (= voor)
A = an (= aan)
U = über (= boven)
A = auf (= op)
U = unter (= onder)
N = neben (= naast)
Z = zwischen (= tussen)
IN = in (in, over (van tijd))

Slide 11 - Slide

Grammatik C: keuzevoorzetsels
An die Arbeit:
Aufgabe 10 + 11, S. 194-195.

Je haalt de uitgangen gewoon uit de schema's in je boek 
op blz. 293.

Slide 12 - Slide

Hausaufgaben für Freitag
- Maken:

- Leren: 



Slide 13 - Slide

Hausaufgaben für Montag
- Maken: 

- Leren: 



Slide 14 - Slide