8. De stoel staat naast de muur.
9. Ik neem de bus.
10. Het is al laat, het is 23 uur. Ik slaap.
11. Kook jij graag? Ja, ik bak graag taart.
12. Mijn dochter loopt snel.
13. Ik eet graag kers, peer en aardbei.
14. Ik eet niet graag witloof, banaan en zuurkool.