What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
werkwoorden tegenwoordige tijd
werkwoorden oefenen
1 / 37
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
37 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
werkwoorden oefenen
Slide 1 - Slide
Je kan -dt tegenkomen
:
in de tegenwoordige tijd
bij een werkwoord waarbij de stam eindigt op -d.
Slide 2 - Slide
Bij welke werkwoorden kan je -dt tegenkomen?
Schrijf de infinitief op.
Slide 3 - Mind map
Het vliegtuig ... om 8 uur.
(vertrekken)
Slide 4 - Open question
Het vliegtuig ... om 11 uur.
(landen)
Slide 5 - Open question
De auto ... tegen de muur.
(botsen)
Slide 6 - Open question
Ik ... dat jij het wel weet.
(vermoeden)
Slide 7 - Open question
... jij ook dat de vakantie langer moet duren?
(vinden)
Slide 8 - Open question
Je kan -dde(n) tegenkomen:
in de verleden tijd.
als je werkwoord niet van klank verandert.
bij een werkwoord waarbij de stam eindigt op -d.
Slide 9 - Slide
Bij welke werkwoorden kan je -dde(n) tegenkomen?
Schrijf de infinitief op.
Slide 10 - Mind map
Het vliegtuig ... om 8 uur.
(landen) VT
Slide 11 - Open question
De piloot ... het vliegtuig.
(besturen) VT
Slide 12 - Open question
De auto ... tegen de muur.
(botsen) VT
Slide 13 - Open question
Ik ... dat jij het wel wist.
(vermoeden)
Slide 14 - Open question
... jij ook dat de vakantie langer moet duren?
(vinden) VT
Slide 15 - Open question
Je kan -tte(n) tegenkomen:
in de verleden tijd.
als je werkwoord niet van klank verandert.
bij een werkwoord waarbij de stam eindigt op -t.
Slide 16 - Slide
Bij welke werkwoorden kan je -tte(n) tegenkomen?
Schrijf de infinitief op.
Slide 17 - Mind map
Ik ... een beetje toen ik buiten speelde.
(hoesten) VT
Slide 18 - Open question
De burgemeester ... en begon aan zijn toespraak.
(kuchen) VT
Slide 19 - Open question
Toen de meester een grap maakte, ... de kinderen het uit..
(proesten) VT
Slide 20 - Open question
De kinderen ... snel naar het park.
(rennen) VT
Slide 21 - Open question
Ook de juf ... naar buiten.
(spurten) VT
Slide 22 - Open question
De volgende werkwoorden schrijf je steeds in de
tegenwoordige tijd
.
Slide 23 - Slide
Roodkapje ... in het bos.
(wandelen)
Slide 24 - Open question
De wolf ... een mens.
(ruiken)
Slide 25 - Open question
Hij ... snel naar het huisje van grootmoeder.
(stappen)
Slide 26 - Open question
Grootmoeder ... in haar bed.
(liggen)
Slide 27 - Open question
De wolf ... grootmoeder maar een taaie brok!
(vinden)
Slide 28 - Open question
De volgende werkwoorden schrijf je telkens in de
verleden tijd
.
Slide 29 - Slide
Vorige week ... ik in de stad.
(zijn) VT
Slide 30 - Open question
Ik ... geen aandacht aan de winkels.
(besteden) VT
Slide 31 - Open question
Alle leerlingen ... naar de fietsers.
(zwaaien) VT
Slide 32 - Open question
Gelukkig ... we heel hard en waren we nog op tijd..
(rennen) VT
Slide 33 - Open question
Tijdens de regenbui ... we onder het afdak.
(vluchten) VT
Slide 34 - Open question
We ... ons naar binnen.
(haasten) VT
Slide 35 - Open question
De cameraploeg ... alles.
(filmen) VT
Slide 36 - Open question
Ik ... de band van mijn fiets.
(plakken) VT
Slide 37 - Open question
More lessons like this
Spelling tegenwoordige tijd en verleden tijd - basisregels en stappen
October 2023
- Lesson with
42 slides
Nederlands
Primary Education
Age 7
Spelling T2L5: Ik, jij of wij
February 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Zaterdag 18 mei 2024 Herhaling werkwoordspelling
May 2024
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12,13
Werkwoordspelling
September 2024
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Werkwoordspelling
July 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Werkwoordspelling
March 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Werkwoordspelling
June 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Werkwoordspelling
September 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Secundair onderwijs