Dag 4 - thema 11

Woorden
Thema 11: Vrije tijd
DAG 4
1 / 16
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woorden
Thema 11: Vrije tijd
DAG 4

Slide 1 - Slide

Woorden van vandaag
  1. gebeuren
  2. het gebied
  3. geel - gele
  4. heerlijk(e)
  5. de hobby
  6. de interesse

Slide 2 - Slide

gebeuren (ww)
  • echt waar

  • TT - het gebeurt - er gebeuren
  • VT - het gebeurde 
  • VTD - het is gebeurd

  • zin: Er gebeurt hier nooit iets.
  • zin: Sorry! Het zal niet weer gebeuren
17

Slide 3 - Slide

het gebied (znw)
  • een stuk land 

  • het gebied - de gebieden

  • zin: In dit gebied van Nederland groeien in de lente veel tulpen op het veld.
18

Slide 4 - Slide

geel - gele (bnw)
  • een lichte kleur
  • de kleur van een citroen

  • zin: De bloemen zijn geel.
  • zin: Haar gele jurk is heel mooi.
19

Slide 5 - Slide

heerlijk(e) (bnw)
  • erg lekker
  • heel erg fijn  

  • zin: Dat is een heerlijke pasta.
  • zin: Het is heerlijk weer.
20

Slide 6 - Slide

de hobby (znw)
  • iets wat je graag doet in je vrije tijd

  • de hobby - de hobby's

  • zin: Ik vind muziek maken een leuke hobby.
  • zin: Hij heeft veel te veel hobby's
21

Slide 7 - Slide

de interesse (znw)
  • iets wat je wilt weten 
  • aandacht voor iets of iemand

  • zin: Ik heb veel interesse in auto's.
  • zin: Zij hebben geen interesse in sport.
22

Slide 8 - Slide

Wat gaat er ... ?
17
A
daarmee
B
gevallen
C
gebeuren
D
fietsen

Slide 9 - Quiz

Ik woon in een ...
vlak bij de zee.
18

Slide 10 - Open question

Wat hoort er niet bij?
citroen - zon - deze dia - boom
19
A
citroen
B
zon
C
boom
D
deze dia

Slide 11 - Quiz

Maak een goede zin met de woorden:
jij - heerlijk - chocola - vinden (ww).

20
timer
1:30

Slide 12 - Open question

21
Wat hoort er niet bij?
hobby

Slide 13 - Drag question

21
timer
1:30
Wat is jouw hobby?

Slide 14 - Mind map

Wat is interesse?
22
A
Ik wil daar graag over leren.
B
Dat vind ik leuk om te doen.
C
Wij willen daar alles van weten.
D
Hij houdt daarvan.

Slide 15 - Quiz

Maak een zin met de woorden:
de interesse - hebben (ww).
22

Slide 16 - Open question