This lesson contains 23 slides, with text slides and 4 videos.
Afkortingen van zelfstandige naamwoorden, schrijf je ook met 's.
Behalve als de afkorting eindigt op -s of -x dan komt er -en achter.
Voorbeelden:
tv's
dj's
wc's
gps - gps'en
x - x 'en (voorheen twitter).
Als de klemtoon van een woord op de ie ligt, dan gebruik je -eën.
melodie - melodieën fantasie - fantasieën
Als de klemtoon van het woord ergens anders ligt, dan gebruik je ën.
bacterie - bacteriën
porie - poriën
1) Woorden die in het meervoud de uitgan '-eren' krijgen.
kind - kinderen / ei - eieren
2) Woorden die eindigen op - ik.
Als de klemtoon op 'ik' valt dan krijgt het twee keer een k: blikken - snikken - klikken.
Ligt de klemtoon niet op ik dan krijgt het woord maar één keer een 'k'.
monniken, viezeriken, perziken
We gebruiken in het Nederlands veel woorden die oorspronkelijk uit het Frans/Latijn/Grieks/Italiaans komen. Deze woorden hebben een afwijkende meervoudsvorm of een vernederlandste vorm.
Voorbeeld Latijn, Grieks en Italiaans (beide vormen zijn dus goed!):
museum - musea of museums technicus - technici of technicussen
centrum - centra of centrums crisis - crises of crisissen
datum - data of datums cello - celli of cello's
Voorbeeld Franse leenwoorden (je voegt gewoon een -s toe):
Café - cafés / logé - logés / cadeau - cadeaus / trottoir - trottoirs