Grammatica les 4: Onderwerp & lijdend voorwerp.

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lezen
10 minuten
timer
8:00

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
...hebben we de vorige les kort herhaald.
...weet je wat het onderwerp van de zin is.
...weet je wat het lijdend voorwerp van de zin is.


Slide 3 - Slide

Terugblik: Zelfstandige naamwoorden (zn)
Zelfstandige naamwoorden zijn:
  • mensen
  • dieren
  • planten
  • dingen
  • namen (van mensen, bedrijven, steden, landen)

Slide 4 - Slide

Terugblik: Voornaamwoorden
Persoonlijk voornaamwoord - Geeft de persoon aan -> ik, jij, hij, wij, jullie, enzovoorts

Vragend voornaamwoord - stelt vragen -> Waarom, Wie, wat, welke, wat voor een

Aanwijzend voornaamwoord - wijst iets aan -> Deze, die, dit, dat, zulke, zo'n, dergelijke

Bezittelijk voornaamwoord - geeft bezit aan -> Mijn, jouw, eigen.

Slide 5 - Slide


A
pers.vnw
B
bez.vnw
C
bw
D
vz

Slide 6 - Quiz


A
bn
B
zn
C
bez.vnw
D
pers.vnw

Slide 7 - Quiz

Lidwoord
zelfstandig naamwoord
timer
0:30
Een 
aanrijding 
op 
de 
snelweg 
zorgt 
meestal 
voor 
een  
lange 
file.

Slide 8 - Drag question

De blonde jongen is zijn rugtas vergeten.


Wat is in deze zin 
een zelfstandig naamwoord?
timer
0:30
blonde
jongen
rugtas
is

Slide 9 - Drag question

Onderwerp en persoonsvorm
  • Het onderwerp (o) van de zin drukt ofwel uit wie of wat iets doet of overkomt, ofwel wie of wat iets is. De rest van de zin zegt iets over het onderwerp.
- Sam speelt verstoppertje. (Sam doet iets)
- Op donderdag is het restaurant bij mij op de hoek gesloten. (het restaurant bij mij op de hoek is iets)
- Mijn moeder, die zelf uit Amsterdam komt, woont al dertig jaar in Rotterdam. (mijn moeder, die zelf uit - Amsterdam komt, doet iets)

  • De persoonsvorm (pv) hoort bij het onderwerp van de zin, en past zich ook aan het onderwerp aan. De persoonsvorm is een werkwoord die de tijd of het getal (enkelvoud/meervoud) in de zin aangeeft. Je kunt de persoonsvorm vinden door de tijd en getalproef te doen.
Hij loopt naar het einde van het dorp om eten te halen.
wij lopen - Hij liep






Slide 10 - Slide

Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp is degene die of datgene wat de werking van het werkwoord direct ondergaat. In bijvoorbeeld ‘Ik koop een fiets’ ‘ondergaat’ een fiets direct de werking van het werkwoord kopen. Het is daarmee het lijdend voorwerp (ofwel: direct object).

Onder de douche zingt hij altijd keihard Satisfaction.
Pieter heeft Anna gisteren nog gezien.
Denise showde haar moeder haar nieuwe kleren.
Iedereen verdient liefde.
Bel jij hem even? 
Welk boek raad je me aan?

Slide 11 - Slide

Lijdend voorwerp vinden
1. Zoek eerst de persoonsvorm en het (ww) gezegde van de zin.
2. Zoek dan het onderwerp.
3. Het lijdend voorwerp is antwoord op de vraag: wie/wat + onderwerp + gezegde? Je mag de volgorde van de som veranderen.

  • Gisteren bakte ik een overheerlijke taart.
Wie/wat wordt in deze zin gebakken? Het antwoord is: een overheerlijke taart. Dat is dus het lijdend voorwerp.

Slide 12 - Slide

Wat is het Werkwoordelijk gezegde?
A
het eerste werkwoord van een zin.
B
alle werkwoorden samen in een zin.
C
het laatste werkwoord van een zin.

Slide 13 - Quiz

Het onderwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
wie/wat?
B
wie/wat+persoonsvorm?
C
wie/wat + werkwoordelijk gezegde
D
wie/wat + lijdend voorwerp?

Slide 14 - Quiz

In welke volgorde kun je het beste een zin ontleden?
A
ow - pv - zinsdelen - wwg
B
pv - wwg - zinsdelen - ow
C
zinsdelen - ow - pv - wwg
D
pv - zinsdelen - wwg - ow

Slide 15 - Quiz

Het lijdend voorwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
wie/wat + wg + o?
B
wie/wat + wg?
C
wie/wat + mv?
D
wie/wat + lv?

Slide 16 - Quiz

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 17 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
- Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt

Slide 18 - Quiz

Is de persoonsvorm altijd een werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

De boom wordt groter.
Deze zin heeft een ..
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 20 - Quiz

Hoe heet het belangrijkste werkwoord uit de zin?
A
doewoord
B
persoonsvorm
C
onderwerp
D
lidwoord

Slide 21 - Quiz

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 22 - Quiz

Noem het onderwerp: De jongen heeft geen zin in school.
A
zin
B
de jongen
C
geen
D
heeft

Slide 23 - Quiz

Opdracht Cambiumned
Maak nu de volgende opdracht op Cambiumned:
Lijdend voorwerp:
1: https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-1-lijdend-voorwerp/
2: https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-2-lijdend-voorwerp/

Slide 24 - Slide

Hoe veel % had jij goed op Cambiumned en welke onderdelen vind jij nog lastig?

Slide 25 - Open question

Klaar?
Lees dan verder in je boek tot we de nieuwsquiz doen.

Slide 26 - Slide