H.1 Pargaraaf 1: Canada: een groot en leeg land.

Hoofdstuk 1: Canada, dichtbij en veraf



Pak voor je blz. 8 tekstboek. 
en blz. 5 werkboek.


1 / 52
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Hoofdstuk 1: Canada, dichtbij en veraf



Pak voor je blz. 8 tekstboek. 
en blz. 5 werkboek.


Slide 1 - Slide

This item has no instructions



           Na deze les: 

  • Waar in Canada de meeste   en minste mensen wonen.  
  • Begrijp je het verschil  tussen overzichtskaarten en thematische kaarten.  
Dit ga je leren:
    Woordenschat

  • Gebied, kaart, overzichtskaart, thematische kaart, bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding.  

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen.
Paragraaf 1: Een groot en leeg land. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lees aandachtig en geconcentreerd 

Het kopje: ¨Een groot land¨

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

1.1 Een groot en leeg land
  • Bij aardrijkskunde gaat het over gebieden op de wereld. 
  • Gebied = stukje van de wereld

  • Bij aardrijkskunde zijn 2 vragen van belang:
- Waar zijn dingen?
- Waarom zijn die dingen daar?

  • Je kunt die vragen beantwoorden door er bijvoorbeeld naartoe te gaan, foto's te bekijken en door een kaart te gebruiken.
  • Kaart = verkleinde tekening van een gebied.
Een gebied is een stukje van de aarde. Op het kaartje zie je een stukje van onze eigen omgeving, Losser en omstreken.
Een kaart is een tekening waar de werkelijkheid in het klein op staat. Je hebt allerlei soorten kaarten: plattegrond, wegenkaart, weerkaart, topografische kaart enzovoort. Een kaart gebruik je om te zien hoe een gebied eruit ziet.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Er zijn twee soorten kaarten:
Overzichtskaarten: 
  • Kaart met een overzicht van de topografie in een bepaald gebied: steden, rivieren, zeeën, bergen, wegen en spoorlijnen.

Thematische kaarten:
  • Kaart die over één onderwerp gaat. Bijvoorbeeld het klimaat of de bevolkingsdichtheid

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

!
Thematische kaart                           Overzichtskaart           

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

timer
1:00
Maak nu de vragen 1 en 2.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Lees aandachtig en geconcentreerd 

Het kopje: ¨Een dunbevolkt land¨

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat is bevolkingsdichtheid en 
hoe berekenen we deze?
Bevolkingsdichtheid: 
  • Het gemiddelde aantal   inwoners per vierkante   kilometer (inw/km²)
  • Bevolkingsdichtheid = aantal inwoners : het oppervlakte van het gebied

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Een dunbevolkt land 
  • Meer mensen, meer land 
  • De bevolkingsdichtheid in Canada is   klein
  • Canadezen wonen vooral in het zuiden,    de bevolkingsspreiding is ongelijk =>  
  • De verdeling van mensen over het land     is ongelijk
  • De meeste mensen wonen in het zuiden,    in het noorden is het te koud


Slide 12 - Slide

This item has no instructions

    Bevolkingsdichtheid
(= aantal mensen per vierkante kilometer)

Rekensom =
aantal mensen   = ?
aantal km2        

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Bevolkingsdichtheid berekenen


Even oefenen!
inwoners: 17.000.000
Oppervlakte land: 43.000 km2

Wat is de bevolkingsdichtheid van dit land?
Geef ook berekening erbij!

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Bevolkingsdichtheid 
In welke afbeelding is de bevolkingsdichtheid het grootst? 


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wat is bevolkingsdichtheid en 
hoe berekenen we deze?
Bevolkingsdichtheid: 
  • Het gemiddelde aantal   inwoners per vierkante   kilometer (inw/km²)
  • Bevolkingsdichtheid = aantal inwoners : het oppervlakte van het gebied
Waar is deze hoog in Canada en waar is deze laag?
Hoe denk je dat dat komt?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

§ 1.1 Canada: een groot en leeg land
Opdrachten:
nakijken 4 tot en met 7. 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

timer
1:00
Maak nu de vragen 3 tot en met 7.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions



           Na deze les: 

  • Begrijp je welke vier dingen er nodig zijn bij kaartlezen.  
Dit ga je leren
     Woordenschat

  • legenda en schaal.

Slide 20 - Slide

Lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen.
Lees aandachtig en geconcentreerd 


Het kopje:
Kaartvaardigheden.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions



           Na deze les: 

  •  Je begrijpt aan welke vier    zaken een kaart moet voldoen.
  • Je leert rekenen met schaal.
  • Je herhaalt paragraaf 1.
Dit ga je leren:
    Woordenschat

  • Gebied, kaart, overzichtskaart, thematische kaart, bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding.  

Slide 22 - Slide

Lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen.

Slide 23 - Link

This item has no instructions

Wat heb je nodig voor kaartlezen?
1- titel: wat is het onderwerp?
2- noordpijl: waar is het noorden?
3- legenda: uitleg kleuren en symbolen
4- schaal: hoeveel verkleind is het gebied

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Schaal
Omdat een kaart een gebied kleiner afbeeldt, zijn de afstanden tussen plaatsen ook verkleind. Je gebruikt de schaal van een kaart als je de werkelijke afstand tussen plaatsen wilt weten.

Hoe werkt het?

Slide 25 - Slide

This item has no instructions


schaal
Rechtsboven staat dat de schaal van deze kaart 1:200.000 is.
1:200.000
1 centimeter op de kaart is in werkelijkheid 2 kilometer 
berekenen schaal
Je meet (in een rechte lijn!) met je lineaal hoeveel centimeter 2 plaatsen van elkaar liggen op de kaart. Dan kijk je wat de schaal van de kaart is. In dit geval: 1:200.000. Je streept ALTIJD 5 nullen weg: 1 cm is dus 2 kilometer in het echt. 
Stel plaats A en B liggen 5 centimeter uit elkaar op de kaart dan is dat in werkelijkheid 5 x 2 km. = 10 kilometer.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Video

This item has no instructions

Linksonder zie je de schaal van deze kaart. Hoeveel km is 1 cm in werkelijkheid?

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

timer
1:00
Maak nu de vragen 8, 9 en 11.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Wat is een kaart?
A
Een tekening
B
een gebied
C
verkleinde tekening van een gebied
D
een afbeelding van een land

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Wat laat de schaal van een kaart zien?
A
Hoeveel het gebied is vergroot
B
Hoeveel fruit erin past
C
Hoeveel een gebied is verkleind
D
Wat de legenda betekent

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Een gebied is een stuk van het aardoppervlak.
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Wat mist in deze kaart?
A
Schaal
B
Noordpijl
C
Titel
D
Legenda

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Deze kaart gaat over:
A
Bevolkingsdichtheid
B
Bevolkingsspreiding
C
A en B zijn allebei goed
D
A en B zijn allebei fout

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

De verklaring van tekens en kleuren op de kaart. Welk begrip is hier omschreven?
A
kaart
B
Atlas
C
legenda
D
symbolen

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Wat mist op deze kaart?
A
Schaal
B
Noordpijl
C
Legenda
D
Titel

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Een kaart heeft een schaal van
1 : 800.000, wat betekent dit?
A
1 cm op de kaart is 8 km in werkelijkheid
B
1 cm op de kaart is 80 km in werkelijkheid
C
1 cm op de kaart is 800 km in werkelijkheid
D
1 cm op de kaart is 800.000 km in werkelijkheid

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Als de schaal op een kaart 1:30.000.000 is, hoeveel kilometer is is cm op de kaart?
A
3 km
B
30 km
C
300 km
D
3000 km

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Een kaart heeft een schaal van
1 : 50.000
Dit betekent dat 1 cm op de kaart =
A
50 km
B
0,5 km
C
5 km
D
5000 m

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Afbeelding van de werkelijkheid in het klein
A
kaart
B
legenda
C
schaal
D
schaalstok

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Er staat altijd een noordpijl op een kaart.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Een kaart heeft een schaal van 1: 700.000 De afstand tussen twee plaatsen op de kaart is 3 cm. Hoeveel is die afstand in werkelijkheid in kilometers?
A
25 km.
B
20 km.
C
21 km.
D
26,5 km.

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noem je het gemiddelde aantal mensen per km2?
A
Bevolkingsdichtheid
B
Bevolkingsspreiding
C
Bevolkingsgemiddelde
D
inwoners per gemeente

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Bereken de bevolkingsdichtheid.
Aantal inwoners 800
Oppervlakte 4 km²
A
3.200
B
0,005
C
200
D
?

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Deze kaart gaat over:
A
Bevolkingsdichtheid
B
Bevolkingsspreiding
C
nationale schaal
D
alle drie zijn correct

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

De bevolkingsspreiding in Canada is ..
A
Gelijk
B
Ongelijk

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Welke uitspraken over de kaart kloppen?
A
De bevolkingsdichtheid is het hoogst in het zuiden.
B
De bevolkingsspreiding is het hoogst in het zuiden.
C
De bevolkingsspreiding van Canada is gelijk verdeeld over het land.
D
De bevolkingsdichtheid is het hoogst in het noorden.

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions

Op deze kaart zijn de woongebieden
A
paars
B
oranje
C
rood
D
groen

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

Dit is een
A
overzichtskaart
B
thematische kaart

Slide 49 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor soort kaart zie je op de afbeelding?
A
Thematische kaart
B
Topografische kaart
C
Overzichtskaart
D
Menukaart

Slide 50 - Quiz

This item has no instructions

Slide 51 - Link

This item has no instructions

Slide 52 - Slide

This item has no instructions