This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 70 min
Items in this lesson
Startklaar
- Laptop en map op tafel.
- Jassen en tassen weg.
- Telefoon in je zakkie.
-
Slide 1 - Slide
Hfdst 1.6 Meten van Fitheid
Wat weten jullie nog van hoofdstuk 1.6?
Slide 2 - Slide
Wat is conditie en wat is fitheid?
Slide 3 - Open question
Noem 3 grondmotorische eigenschappen
Slide 4 - Open question
Noem 3 verschillende fitheidstesten
Slide 5 - Open question
Hoe zorg je ervoor dat een test betrouwbaar is?
Slide 6 - Open question
Energiesystemen hfdst 1.7
ATP = ATP -> ADP + P + Energie (blz 124)
Fosfaatsysteem (blz 125)
Aerobe/Anaerobe systeem (blz 126 en 127)
Grafiek energiesystemen (blz 129)
Slide 7 - Slide
ATP = ATP -> ADP + P + Energie
ATP doet dan dienst als energieaccu voor de cel. Als opslag van energie. Als de cel dan energie nodig heeft, dan wordt de voorraad ATP aangesproken. Als ATP wordt omgezet in ADP + P komt de opgeslagen energie vrij.
Je groeicurve neemt af als je ergens beter in gaat worden.
B
Je groeicurve neemt af als je ergens slechter in gaat worden.
C
Je groeicurve neemt toe als je ergens beter in gaat worden.
Slide 16 - Quiz
Zoek op:
- Verschil tussen Anatomie en Fysiologie.
- Wat is energiebalans.
- 3 fases van de Warming Up
Slide 17 - Slide
Extra oefenvragen:
Slide 18 - Slide
De WHO staat voor:
A
World Healing Organisation
B
Wereld Gezondheid Organisatie
C
World Heating Organisation
D
Woord Health Organisation
Slide 19 - Quiz
De WHO staat voor:
A
World Healing Organisation
B
Wereld Gezondheid Organisatie
C
World Heating Organisation
D
Woord Health Organisation
Slide 20 - Quiz
Deze zin "Gezondheid is een toestand van volledige lichamelijke, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken".
A
Onjuist
B
Juist
Slide 21 - Quiz
Hoeveel uur word aanbevolen om te slapen voor een goede leefstijl?
A
5
B
6
C
7
D
8
Slide 22 - Quiz
immobiliteit betekend:
A
Niet of weinig bewegen
B
Teveel bewegen
C
Te zwaar bewegen.
D
Blessure gericht bewegen.
Slide 23 - Quiz
Inactieve mensen bewegen:
A
Geen 1 dag meer dan 30 minuten per dag.
B
Elke dag minder dan 1 uur.
C
Minder dan 7 uur per week.
D
Minder dan 2 uur per week.
Slide 24 - Quiz
Welke factor is het belangrijkst bij het verbeteren van cardiovasculaire fitheid?
A
Krachttraining
B
Duurtraining
C
Lenigheidsoefeningen
D
.Sprinttraining
Slide 25 - Quiz
Wat betekent de FITT-principe bij het opstellen van een trainingsprogramma?
A
Frequentie, Intensiteit, Type, Tijd
B
Focus, Intensiteit, Training, Tijd
C
Functionaliteit, Interval, Tempo, Training
D
Frequentie, Intensiteit, Toepassing, Techniek
Slide 26 - Quiz
Welke energieleverancier wordt vooral gebruikt bij langdurige inspanningen zoals een marathon?
A
ATP-CP systeem
B
Anaeroob lactisch systeem
C
Aerobe systeem
D
Creatinefosfaat
Slide 27 - Quiz
Hoe kan iemand zijn anaerobe drempel verbeteren?
A
Door regelmatig sprinttraining en intervaltraining te doen
B
Door lichte yoga- en stretchoefeningen te doen
C
Door alleen op lage intensiteit te trainen
D
Door volledig rust te nemen na elke training
Slide 28 - Quiz
Beschrijf het verschil tussen aerobe en anaerobe training en geef een voorbeeld van een sport waarbij elk type training belangrijk is.
Slide 29 - Open question
Hoe verschilt duurtraining van intervaltraining in effect op het lichaam en wanneer zou je voor de een of de ander kiezen?
Slide 30 - Open question
Waarom is herstel belangrijk bij krachttraining en hoe kun je het herstelproces bevorderen?